Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBlik in het verledenToen ik dit boek van 398 bladzijden, met rijke verluchting, voor het eerst ter hand nam, zegde ik tot mijzelf: ‘Hier is nog een van de vele boeken die een blik in het verleden werpen en wat algemene geschiedenis ten beste geven.’ Dit bleek echter een vergissing en de poets werd mij gebakken door de geestige en dubbelzinnige betekenis van het woordje blik. Het boek ‘Blik in het Verleden’ werd uitgegeven door de N.V. De Vereenigde Blikfabrieken te Amsterdam, en is een korte geschiedenis van de Nederlandse Blikindustrie geschreven door Dr. J.C. Westermann en opgemaakt in overleg met de oud-Directeur der maatschappij Ir. J. Van der Waerden.Ga naar voetnoot(2) Het boek werd aan de dag gegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan der Blikindustrie aan de Zaan, op de jubileumsdag der Vereenigde Blikfabrieken, en is bedoeld als gedenkboek van deze Firma. Het behandelt de oorsprong van het blikslagersvak in de 17e en 18e eeuw, dat veelal samenviel met dat van de lantaarnmaker, van de koperslager en de ketelbuiser. Een simpel rijmpje uit de 17e eeuw geeft ons de beroepsbepaling van de blikslagersgast-lantaarnmaker: | |
[pagina 53]
| |
‘Een lantaernmaecker die sal maecken
van blik, lantaernen, lampen, blaecken,
ende emmers, braedpan en lampet
met vele andere dingen net.’
Pas in de 19e eeuw heeft het vertinde plaatijzer het onvertinde als grondstof van de blikslager verdrongen en daarmee werd op het einde der vorige eeuw het woord blik soms nog verduidelijkt als ‘wit ijzerblik’. Het boek gewaagt verder van de opkomst der nieuwe ondernemingen van bliknijverheid die samenviel met de opkomende conservenindustrie en deze van in het buitenland beroemde Nederlandse poederchocolade. Zo groeide het kleine blikslagerswerkhuis van Woud en Schaap aan de Zaan tot een grootscheepse onderneming en het wel en wee ervan wordt nagegaan tot in het jaar 1939. Het boek ‘Blik in het Verleden’ schildert terdege de Blikindustrie en hare opkomst van Cildeambacht tot grootbedrijf, en Dr. J.C. Westermann is uitmuntend in de volvoering van zijn taak geslaagd. Hier wordt bewezen hoe vruchtbaar de geschiedschrijving in dienst van de nijverheid kan staan en hoe weinig degelijke beschrijvingen van industrieën wij hier te lande tellen, in vergelijking met wat in het Noorden geregeld van de pers komt. Het archief van de grote ondernemingen is gewoonlijk zeer waardevol voor de kennis van het achttiende en negentiendeeeuwse ‘manufactuur’-stadium onzer industrieën; het werd tot nog toe al te schaars benuttigd als economisch-historisch archief. Al te weinig nijveraars beseften tot hiertoe wat al nuttige propaganda ook ten onzent kan opgedolven worden door henzelf, in hun familiearchief, in samenwerking met leden van hun leidend personeel, met de bestuursleden van oudheidkamers, musea en historische genootschappen, voor het verstrekken van inlichtingen en bijzonderheden over de geschiedenis van het bedrijfsleven in ons gewest. De kennis van het Vlaamse economische en sociale leven, onder welk zoveel grootindustrieën, vooral in het Zuiden onzer gouw, tot opbloei kwamen, zou door betere studie van het bedrijfsarchief ongemeen beïnvloed, bevorderd en verrijkt worden. G.P. Baert |
|