De zaterdagmarkt te Waregem.
De Oostenrijkse tijd was ook voor Waregem en ommelands een tijd van welvaart. Er was een wekelijkse markt ontstaan, geleidelijk en zonder octrooi, gehouden op de Zondag en op de heiligdagen. Dat was in strijd met de algemene plakkaten. De schepenbank en de notabelen van de parochie richtten zich in 1784 tot Keizer Jozef om octrooi voor een wekelijkse markt op de Zaterdag te verkrijgen.
Het verzoekschrift vermeldt dat Waregem alsdan 900 huisgezinnen telde met samen 800 weefgetouwen in bedrijf. Naast een drukke handel in vlas, garen en lijnwaad, werden ook veel lijnzaad, lijn- en koolzaadkoeken, hoornvee en varkens verhandeld.
De magistratuur van de kasselrij Kortrijk - immers 1200 op de 1800 bunders van het grondgebied Waregem lagen onder de kasselrij Kortrijk - had een klacht tegen de Waregemse markt ingediend; bij brieven van 28 Mei en 13 Juni 1784, gericht aan de baljuw van Waregem, had de advokaat-fiscaal van de Raad van Vlaanderen de markt verboden. De baljuw liet daarop zijn Gentse procureur bij de Raad onderhandelen met de advokaat fiscaal, die betoogde dat hij vanwege de regering moest optreden tegen elke niet-geoctrooieerde markt. Men had dus eenvoudig de formaliteiten niet onderhouden en de Waregemse supplianten verstonden dat de advocaat-fiscaal zijn wijnpenningen niet wilde missen.
De markt, regelmatig aangevraagd, werd toegestaan bij keizerlijke vergunning van 29 November 1784. De advocaat-fiscaal had echter nog enkele maanden nodig om het octrooi ‘in forma’ uit te broeden. Waregem ontving eindelijk de brieven van octrooi op 13 April 1785 en op de eerstvolgende Zaterdag, 16 April, werd de eerste officieel erkende markt gehouden. (Onder het Consulaat, op 15 Juni 1802, werd deze erkenning bevestigd.)
De weegschaal stond in het schoolhuis der parochie, rechtover het kerkportaal.
De bevolking van Waregem in 1784: ‘900 huisgezinnen’, mag men schatten op ca. 4500; in 1801 was het bevolkingscijfer 4801. Waregem behoorde in 1784, samen met Tielt en Kortrijk, tot de streek van ‘elk huis zijn weefgetouw’.
- Zie Volk en Taal 5, 1892, 76, - H. Van Houtte, Hist. économique de la Belgique, 245 (Gent, 1920); volgens stukken uit Gemeente archief Waregem.
A.V.