Mengelmaren
Gewijde Kunst te Kortrijk.
Door de jubilerende Kon. Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk werd in de lokalen van het ‘Fort’ een merkwaardige tentoonstelling (21 Juli-9 Aug.) ingericht. Het Inrichtend Comité verdient de meeste lof voor de smaakvolle presentatie van de kerkelijke kunstschatten uit de Leiestad, alsook voor de verdienstelijke samenstelling van de Catalogus (Druk. Rob. Beyaert, Kortrijk; 88 blz.; 25 fr.)
Het edelsmeedwerk uit de kerken en kloosters had er de eerste en meeste plaats met 110 op de 171 tentoongestelde nummers, een tiental kandelaars niet medegerekend. Op de overige nummers stonden schilderijen, beeldhouwwerk en enkele getijdenboeken.
Voor de identificering van het edelsmeedwerk is men te Kortrijk jammerlijk belemmerd. In de Verantwoording van het Comité lezen we de volgende droevige vaststelling: ‘Door de jongste oorlogsomstandigheden zijn de stempelplaten met de merken der Kortrijkse meesters (bewaard in het Museum en jammerlijk nooit gefotografeerd), alsook het “Register van alle de placcaeten, ordonnantien regarderende de Neeringe van de Goudt- en Silversmeden binnen de stadt Cortryck, 1515-1769” (bewaard in het Stadsarchief) zoek geraakt. Vooralsnog konden die beide uiterst belangrijke documenten niet teruggevonden worden.’
Jubileum en tentoonstelling vestigen eens te meer de aandacht op onherstelbare en zelfs niet te controleren verliezen die de Kortrijkse collecties sedert 1940 hebben ondergaan. We bedoelen de collecties van het vroeger zo rijke Museum voor Oudheidkunde en Sierkunst, in de Kortrijkse volksmond: het Museum ‘van d'Hallen’. De Hallen zelf werden zwaar getroffen en hun sloping zal weldra het verarmde stadsbeeld van Kortrijk nog verarmen. Niet zonder weemoed leest men de officiële mededeling (1950) van het Stadsbestuur:
‘Dit zeer rijk museum werd tijdens de oorlog geheel vernield, slechts een gedeelte van de voorwerpen, die licht vervoerbaar waren, konden in veiligheid gebracht worden. Niets laat voorzien dat het museum spoedig opnieuw ingericht zal zijn, daar de stad over geen geschikt lokaal beschikt.’
Wanneer vindt Kortrijk een baron Joseph de Bethune terug, stichter van de Kling, vrijgevige verzamelaar, onvermoeide inrichter ja schepper van een Museum dat niet weinig heeft