Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
[Nummer 7-8]De Lage Moere van MeetkerkeTen zuiden van Meetkerke, in de Polderstreek, strekt zich een vlakte lage weilanden van enkele honderden hectaren uit: het is de Lage Moere van Meetkerke. Ze ligt op 1 à 2 meter boven Oostends peil, terwijl de hoogste ligging van de Polderstreek normaal 3 à 4 meter boven O.P. bedraagt. Wie de Polderstreek met zijn dikwijls lage, natte gronden kent, zal er zich zeker niet over verwonderen dat de Lage Moere er eerder als een moerassige, drassige vlakte uitziet dan als vruchtbaar polderland. En inderdaad, deze lage weiden staan soms nog wel eens blank tijdens heel natte winters. Tot in de 17e eeuw was dit gebied zelfs een uitgestrekte waterplas, zoals we nu nog b.v. de Blankaart in het stroomgebied van de Yzer kennen.Ga naar voetnoot(1) Nochtans (en dit zal de lezer zeker verwonderen) was dit gebied ten zuiden van Meetkerke in de Romeinse tijd, en zelfs nog een heel stuk na de 8e eeuw, een van de hoogst gelegen gedeelten van de Polderstreek! Hoe dit hoog gebied tot een waterplas en daarna tot | |
[pagina 154]
| |
een lage, moerasachtige vlakte is geworden zullen we in deze bijdrage trachten uiteen te zettenGa naar voetnoot(1). Tot aan het begin van onze tijdrekening bestond de kustvlakte uit een veengebied; dit veen had er zich ontwikkeld vanaf ongeveer 3000 jaar vóór Chr. (tijdens de zg. Atlantische periode). Tengevolge van een zeespiegelrijzing werd de veenvlakte overstroomd gedurende verschillende perioden, die elk enkele honderden jaren duurden. Dergelijke eeuwenlange overstromingen worden ‘transgressies’ genoemd (de transgressie waarover hier sprake is, wordt in de geologie de Duinkerkiaanse transgressie genoemd). Tijdens deze eeuwenlange overstromingsperioden werden, door het zeewater, enorme hoeveelheden slib in de kustvlakte achtergelaten, zodat de veenlaag, tenminste waar ze niet door het zeewater werd weggespoeld, onder een dikwijls metersdikke klei en zandlaag werd bedolven. Aldus is de Polderstreek ontstaanGa naar voetnoot(2). De streek ten zuiden van Meetkerke en Houtave werd door de zee overstroomd van de 4e tot de 8e eeuw (nl. tijdens de tweede phase van de Duinkerkiaanse transgressie). Het veengebied, dat zich ook hier uitstrekte, had geen volkomen effen oppervlak, maar vertoonde hoge en lage gedeelten. Zo was het veen ten zuiden van Meetkerke hoog opgegroeid en had er een schildvormig oppervlak (zg. gebombeerd mosveen, fig.: a). Tijdens de overstromingen van de 4e tot de 8e eeuw kwamen grote gedeelten ervan zelfs nooit onder water. | |
[pagina 155]
| |
Fig. Ontstaan van de Lage Moere van Meetkerke (zonder lengteschaal).
1. Afzettingen van de Duinkerke ii- transgressie (4e-8e eeuw). 2. Pleistoceen zand. 3. Veen. | |
[pagina 156]
| |
De iets lager gelegen delen van dit hoge veengebied werden bedolven onder een slechts dunne (gemiddeld minder dan 50 cm) polderkleilaag, die er door het zeewater werd afgezet. Toen de zee zich omstreeks de 8e eeuw terugtrok en de streek droog kwam, bleef ten zuiden van Meetkerke een betrekkelijk hoog veengebied achter, dat gedeeltelijk met een dunne (40 cm) kleilaag bedekt was en waar het veen plaatselijk zelfs aan het oppervlak lag (fig.: b). Vanaf de 8e eeuw werd de streek, naarmate ze droog kwam, gekoloniseerd waarbij zich onmiddellijk in deze kale, weinig begroeide vlakte het probleem van de brandstofvoorziening stelde. Men gaf er zich nochtans spoedig rekenschap van dat de bodem een waardevolle brandstof inhield, nl. de veenlaag. Overal in de Polderstreek werd de veenlaag dan ook op talrijke plaatsen ontgonnen. Ten zuiden van Meetkerke bood de ontginning weinig moeilijkheden, daar het veen er als het ware voor het scheppen lag, terwijl het elders van onder een dikke kleilaag moest gehaald worden. De metersdikke veenlaag werd hier systematisch en zorgvuldig weggegraven, des te meer dat het veen van dit gebied als brandstof zeer geschikt was (nl. mosveen, dat beter brandt dan bosveen), zodat we nu in de Lage Moere goed moeten zoeken om hi er of daar nog een dun laagje veen terug te vinden. Wanneer deze veenontginning gebeurd is, weten we niet; waarschijnlijk is ze reeds kort na de 8e eeuw begonnen. Nadat al het veen was weggegraven, bleef een uitgestrekte, komvormige laagte over, die weldra onder water kwam, zodat er zich een kunstmatig meertje vormde. Het ware dus zeker verkeerd zich in te beelden dat de Lage Moere van Meetkerke zou ontstaan zijn op een natuurlijke wijze, of dat ze steeds een laagte zou geweest zijn. Tot in de 17e eeuw bestond aldus ten zuiden van Meetkerke een uitgestrekte waterplas. Toen werd het plan opgevat de plas leeg te pompen en droog te | |
[pagina 157]
| |
leggen. In 1622-1623 werd de watering van de Moere van Meetkerke gesticht, men bouwde een ringdijk, de Moerdijk, rond de waterplas, die door middel van windmolens werd leeggepomptGa naar voetnoot(1). Het water werd in het Blankenbergs vaartje overgepompt, dat oorspronkelijk uitmondde in het kanaal Brugge-Plassendale (gehucht van Oudenburg) aan de Speye, op de grens tussen Sint-Andries en Sint-Pieters. Dit kanaal was nog maar pas aangelegd (in 1622)Ga naar voetnoot(2) ter vervanging van het Ieperleed, dat tot dan Brugge met Nieuwpoort en Ieper verbond. Na de drooglegging van de plas bleef een laag gebied over, de Lage Moere genaamdGa naar voetnoot(3). Alhoewel in de Polderstreek gelegen bestaat de bodem er grotendeels uit zand, soms met een dunne (40 cm) kleilaag bedekt (fig.: c). Ditzelfde zand duikt iets ten zuiden van de vaart Brugge-Oostende van onder de polderklei op en vormt de Zandstreek. Het leegpompen van de Lage Moere volstond echter niet om dit gebied voor de landbouw bruikbaar te maken. Inderdaad zou deze laagte, die langs alle kan ten van hogere gebieden water ontvangt en het niet kan afvoeren, weer spoedig onder water staan, indien men ze niet regelmatig zou uitpompen. Daarom werd een uitgebreid grachtenstelsel gegraven, waarlangs het water naar een pompstation wordt geleid. Daar wordt het water uit de Moere in het Blankenbergs vaartje overgepompt. Dit laatste mondt heden niet meer in de Oostendse vaart uit, maar staat in verbinding met de Noordee, die naar de Oostendse haven loopt. Ing. J. Ameryckx Centrum voor Bodemkartering Sectie Gent. I.W.O.N.L. |
|