Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |||||||||
WainebrucgeDe oudste vermeldingen van Weinebrugge zijn:
De fiscus Weinebrugge was een domein ontstaan langs de westkant van de Reie en het Zwijn uit de veel oudere koninklijke fiscus Snellegem. Weinebrugge was een stuk uit dit oude koningsdomein. Daarover gaat het thans echter niet, maar wel over de betekenis van het eerste lid van het woord Weinebrugge. Wat is een Wain, een Wane, een Weine? Een zeer oude vermelding is deze van het geheimzinnige ‘Wainau’ in 975: ‘in Flandrensi solo possesionem Wainau’Ga naar voetnoot(2). Waar deze bezitting van de Sint-Pietersabdij van Gent lag heeft men nog niet kunnen achterhalen. Zij lag in elk geval in ‘Vlaanderen’, stricto sensu, t.t.z. in de kleine pages, in de kleine gouw ‘Vlaanderen’. Een wain, wein, wijn is een lage meers die dikwijls over winter onder water stond. Als bewijs zullen we een reeks toponymen opgeven waarin ‘wain, wein, wijn’ gekoppeld wordt net meers, beke, vink, halle, moere, wal, broek, dal, enz. Het is opvallend hoe wain in win, wein, wijn verandert en hoe de toponiemen in lage meersen en broeken te zoeken zijn. Waar we geen andere bron vermelden komen al de volgende toponiemen uit het Woordenboek der Toponymie van Karel De Flou (afkorting: DF). Wijn + meers. Weynbrigghemeersch te Roeselare-Buiten (bemerk hier de samenvoeging van Weynbrigghe + meersch). - Hallewijnmeersch te Roeselare. - Wijnmeersch te Stalhille. - De Wijnmeerschee te Waardamme, ‘lage, des winters overstroomde meerschee, met grachten doorsneden’. - Zachwijnmeersch te Beveren bij Harelbeke. (Dit laatste woord brengen wij gaarne in verband met: Zachbroek: een meers te Pittem, ook met Zachbrouckmeers aldaar; Zaggebroucke te Loppem en Zedelgem; Zaggebroeken, meersen te Torhout; Zaggemeersch, een meers te Assebroek en Zaggemeersch te Oostrozebeke en te Rumbeke.) | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
Wijn + beke. Wijnbeke te Barnbecque (hier heeft Wijn zekerlijk niet de betekenis van vinum, vin). Wijngotebeke te Reninge (DF: ‘de Wijngate loopt te midden door de eisten, wat bewijst dat die eisten voorheen een meersch of moeras (wijn) waren’. Het woord ‘wijn’ tussen haakjes komt van DF zelf). Wijn + vink. DF vermeldt een Wijnevinck en een Winevinck, een meersbroek: zo hebben wij ook een Vinkebroek en een Vinkemeers en een Carrewijn met een Carrebroek.Ga naar voetnoot(1) Wijn + halle. Halewin (bij Meren) in 1109, ook Halewijn in 1221. - Halewinbroucq: ‘116 mesures de terres environ ou maretz....’: een leengoed te Polincove (Frankrijk). - Hallewainstuck te Marke. - Halluwain te Neder-Waasten. (Denk hierbij aan Allemeersch, een meers te Handzame, en andere Allemeersen.) Wijn + maere. Weynemaerstic te Ettelgem. - Weynemaers land te Moere. - Weinemars Viver te Oedelem. De familienamen Weinemaer komen ten slotte van een Weinemaere, zoals de familienaam Wijnmeersch van een Wijnmeers komt. Daar is ook nog: Winemari campus in Artesië. Wijn + wal. Waelewein te Diksmuide. - Walewins tiende te Izegem. - Walewijn de Vos Polder in Cadzand. Vergelijk: Waelemeersch te Keyem en Walemeet te Groede en Oostburg. Wijn + broek. Winbrocq te Wardrecques; Hallewinbroucq... ‘en une pièce nommée le maret de Halewin’ en Halewinbroucq hierboven vernoemd. Wijn + dal. Een wijn in een dal: - Waindal, een leengoed te Nortbécourt, soms ook als Wandal of Windal vermeld (Zie Wainebrucge - Wannebrugge - Weinebrugge). - Winendale te Ieper. - Wijnendaele te Ruddervoorde en Zwevezele en vooral de bekende heerlijkheid en het kasteel winendala (anno 1127): Wijnendale bij Torhout. De betekenis is zonder twijfel: meerelanden in of bij een dal. Te Wijnendale bij Torhout was er een plaats genoemd: ‘benoorden dale’. Dok te Snellegem lag er een ‘Windale’: ‘in den halven | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
landweg te Windaele gate.’Ga naar voetnoot(1) Dit Windaele (ook ‘Wijndaele in de Oml. Snell.) lag ‘in loco gui dicitur Dal’ (anno 1255) in een laagte, in een dal.Ga naar voetnoot(2) Daar lag ook vroeger de ‘grote Ydemoer’ en de ‘Ydepraet’: de Ydeweide,Ga naar voetnoot(3) vermeld in 1233. Het ‘Windale gate’ te Snellegem is kenschetsend: Een ‘gate’ is een geule, een gat tussen twee hoogten, tussen twee zandbanken. Het ‘Windale gat’ lag backten de ‘hoge dijken’. Het zeewater zal vroeger langs een ‘geule of gat’ een Ydemoer gevormd hebben: toen de kustlijn verder kwam te liggen, zullen de ‘daelkens’ nog eeuwen lang ‘Ydepraet’ en laaggelegen, onder water komende meersen, ‘wijnmeersen’, geweest zijn: vandaar de naam: wijndale-gate. Wijn + ever. Een everwijn is een wijn of meers waarin de ever thuis is. Dit wild nestelde vroeger ook in Vlaanderen in onze broeken en weiden, in vinken en moeren en langs beken en zwijnen: vandaar de toponymen: Everwijn te Beveren bij Harelbeke alsook ‘Everbeke, Everbilk, Evermaere en Everzwijn.’ Wijn + polder. Een wijnpolder staat vermeld op de ‘Caerte Pourbus 1562.’ Wijn + yze. De plaatsnaam is bewaard gebleven in de familienamen: Isewijn, Yzewijn; hij is in verband te brengen met Yseghuele, Ysenbaerde, Ysenbeek, Ysenbrouck, Ysengheersvliet, Ysenmeet en Ysenpolder; een Yzewijn is een Yzemeet, een Yzebroek, een Yzemeers. Wijn + gaard. Ook de betekenis van ‘Wijngaard’ komt nu beter in het licht te staan. Er zijn in Vlaanderen zeer veel ‘Wijngaard’-toponiemen. Deze werden zeer dikwijls door ‘vinea’ vertaald en geven de indruk dat de wijnoogst in Vlaanderen zeer groot was. Dat is in strijd met de werkelijkheid. Misschien wel hebben de abdijen hier en daar een veld aangelegd om de miswijn | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
ter plaats op te doen, maar deze wijnbouw zal alhier zeker geen grote verspreiding gekend hebben. De vele ‘wijngaard’ toponymen zijn veeleer ‘meers’-toponymen: zij verwijzen meestal naar een lage, zompige plaats, waar men heel zeker geen druivenkweek aanlegde. Als een typisch voorbeeld noemen wij de wijngaard nevens het Minnewater te Brugge: een laag moerasland (DF. 18, 45), waar in de 13e eeuw het Begijnhof tot stand kwam. Hier staan wij ongetwijfeld voor een ‘wain’-toponiem. Nochtans heeft men er al vroeg een Vinea van gemaakt.... ‘in loco qui dicitur Vinea 1244....’ Men verstond de betekenis niet meer van ‘Wijngaard’ d.i. ‘Wijn, een meers die omtuind was.’ ‘Ke on apiele a le Vigne 1245’. Vinea of vigne komt hier niet te pas. We hebben slechts enkele ‘Wijngaard’ - toponiemen te overlopen: Wingard te Arques 1241: ‘sitam inter Wingard et Kiselpit...’ in een laagte dus. - Wyngaerd: een weiland en een begijnhof te Damure. - Wingart: een stuk meerschland in de Broeken te Lyzel onder Saint-Omer. - Wingart: een meersch, langs de Leie, te Maisnil. - Wyngaert: een meers, bij een vijver, te Tournehem. - Wyngaerdbeke: een waterloop te Proven en Haringe. - Wijngaardeken: een ghemet dertich roeden te Oostburg (Polderstreek). - Wyngaardmeersch: een meers te Haringe. - Wyngaerdvliet: een waterloop te Bourbourg en Craywick. - Wingaert weede: een weide te Eringhem. In al deze gevallen heeft wijn de betekenis van meers. Een wijngaard is een meers die afgesloten, afgestaakt was of door een haag omgeven. Wij moeten dus zeer wantrouwend staan tegenover een oudtijds uitgebreide druivenkweek in Vlaanderen: te veel wijngaarden in onze streek komen immers voor buiten de kloosterdomeinen en in meersen. Ook Karel De Flou is tot hetzelfde besluit gekomen: ‘een wijngaard is in ons westelijk taalgebied een broekland, al werd het hier ook soms door vinea vertaald: het stemt met de hgd. wein namen overeen, vooral als toponiem.’ Aldus in Biekorf 1931, 191. De stad Brugge is ontstaan in de fiscus Weinebrugge. De eerste inwoners van de stad waren inwoners die zich gevestigd hebben langs de oevers van de Boterbeke en de linkeroever van de slikken en schorren die door het terugtrekkend water in meersen en broeklanden herschapen werden. Op vele plaatsen waren deze meersen nog zeer drassig. Ten bewijze: de ‘wijngaard’ te Brugge, een wein toponiem. Hier en daar | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
ontstonden enkele ‘mansi’, enkele percelen akkergrond en meersen, b.v. op het ‘Hoogste van Brugge’: daar kwamen zich de eerste ‘mansionarii’, de eerste boevenaren, vestigen. De eerste kerk ontstond in deze ‘vicus’, de kerk Sint-Salvator, als hulpkerk van de oude fiscuskerk: Snellegem. De fiscus Weinebrugge begon in 't Noorden aan de leperlé en eindigde aan Stokveld, aan de Wulgebroeken. Brugge lag dus midden in de fiscus Weinebrugge. Wij hebben de betekenis uitgelegd van Wein. Welke is nu deze van ‘brugge’? Kunnen we de oplossing of het antwoord niet halen uit het toponiem ‘Weynbrigghemeersch’? Welke is de betekenis van dat Roeselaars ‘brugge’-toponiem? In een volgende bijdrage hopen we iets tot de opheldering van dat ‘brugge’ te kunnen bijbrengen. J. Noterdaeme |
|