Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |||||||||
Vergulden sporenDe vergulde spoor was, in de middeleeuwen, een kenteken van ridderschap. Met het ‘spannen’ van de sporen aan linker-en rechtervoet begon de wapening voor de ridderslag. Een berijmd tractaat (Picardisch; omstreeks 1200) leert de jonge ridder de symboliek van deze handeling: ‘Betekene u deze spoor die rondom verguld is, dat ge wel ter harte zult nemen God te dienen heel uw leven lang.’Ga naar voetnoot(1) De ridderspoor was het werk van een bekwaam stielman, de spoormaker (lat. calcarius; fr. espronnier, Iormier) en werd vervaardigd uit smeedijzer of brons, en verguld, somtijds ook geëmailleerd en versierd met wapenschild en wapenspreuk. Zulke sporen heten in de teksten ‘verguldene, vergoudine sporen’ (lat. calcaria deaurata; fr. esperons dorez; eng. gilt, gilded spurs); daarnaast, in de 15e eeuw, soms gulden sporen (Gerrit Potter ca. 1430), gouldin sporen. De rekening van Robrecht, graaf van Artois, over het historische jaar 1302 vermeldt uitgaven voor een geborduurde zadel, voor verguld en geëmailleerd zadeltuig en voor vechtsporen: ‘esperons à boce pour guerre’. Volgens deze rekeningpost zou de aanvoerder van het Franse ridderleger op Groeninghe sporen hebben gedragen met lange stift en raadje (à boce) die niet verguld waren.Ga naar voetnoot(2) Middelnederlandse teksten van einde 14e en begin 15e eeuw vermelden meermaals ‘vergoudine sporen’ als kenteken van de ridder.Ga naar voetnoot(3) Een Oostvlaams gedicht van omstreeks 1400 beschrijft de wapening van een jong ridder aldus: ‘Hij spien (spande) hem (de nieuwe ridder) vergoudine sporen’. En verder luidt het: ‘Nu rijddi met vergouddinen sporen dat ghi der eeren hebt verdient.Ga naar voetnoot(4) De Vlaams gekleurde roman Huge van Bordeeus uit de tweede helft van de 14e eeuw beschrijft dezelfde handeling van het spannen van ‘twee vergulden sporen’.Ga naar voetnoot(5) | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
Een gedicht (Brabants) van omstreeks 1430 herdenkt een ridder gevallen in de slag bij Stavoren en zegt o.m.: ‘Sint hi spien (aantrok) vergulden sporen, wart hi in wapene niet versaecht.’ Vergulden sporen spannen is hier zoveel als: ridder worden; de betekenis van het vers is: Sedert hij ridder werd, was hij onbevreesd in de strijd.Ga naar voetnoot(1) Nog in het Klaaglied van den hertog van Gelder (1505) horen we de zegswijze: ‘En spannet nummermeer vergulden spore aen uwen voet.’Ga naar voetnoot(2) In de rederijkerstaal van de 15e eeuw werd ‘vergoudine spore’ ook overdrachtelijk gebruikt voor ‘ridder’. Het Spel van den Heiligen Sacramente vander Nieuwervaert (ca. 1480; toegeschreven aan Jan Smeken en misschien toe te schrijven aan de Brugse rederijker Antonis de Roovere) geeft daarvan een voorbeeld in het volgende vers, aangehaald door Verdam in zijn Mnl. Wdb.: ‘Adyeu alle, verguldene sporen, vrienden, maghen...’ d.i.: Vaarwel gij allen, ridders, vrienden...Ga naar voetnoot(3) Het is ook in deze figuurlijke betekenis dat ‘vergoudine sporen’ voorkomt in de Vlaamse Kronieken uit het Brugse rederijkersmilieu van het midden der 15e eeuw.Ga naar voetnoot(4) En wel in de beschrijving van de Slag bij Kortrijk. Hier volgen de varianten uit deze kronieken.
| |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
De 700 (in Cod. 437 bij verschrijving: 7000) ‘vergulde sporen’ zijn, in al de opgegeven teksten, telkens een recapitulatie van de opsomming der grote edellieden die op Groeninghe gevallen zijn. De burgerlijke schrijvers van deze Brugse kronieken - die alle aan en onder elkaar verwant zijn en, voor de gebeurtenissen in 1332, in hoofdzaak op het Latijnse Chronicon Comitum Flandrensium teruggaan - tonen zich zeer onvast in de weergave van de adellijke categorieën. Landsheren, baanrotsen (baanderheren), schildknapen, edellieden lopen in en door elkaar. Typisch is het traditionele aantal ‘33’ dat achtereenvolgens met baanrotsen, ridders, prinsen en landsheren verbonden wordt. Heel die edeldom wordt dan telkens samengevat onder het algemene stambegrip ‘ridders’, echter letterkundig uitgedrukt met de rhetoricijnse benaming ‘vergulden sporen’. Men zal opmerken dat de bepaling ‘bet dan’ =: meer dan, in al de 15e-eeuwse teksten behouden blijft. In de Excellente Cronike van 1531 daarentegen is ‘bet dan’ vervangen door ‘ende daertoe wel 703 v. sp.’ In de 162 eeuw was de zegging ‘bet dan’ nog voiop in gebruik. De tekstwijziging schijnt de bewerker wel ingegeven te zijn door de gedachte aan de trofee van ‘vergulde sporen’ die hem uit de bronnen over de slag bij Rozebeke (1382) moest bekend zijn. De figuurlijke batekenis ‘vergulden sporen’ = ridders, | |||||||||
[pagina 147]
| |||||||||
was omstreeks 1530 blijkbaar reeds verouderd of althans uit de mode.Ga naar voetnoot(1) Jacob De Meyere, die de roof van de Kortrijkse trofee in 1382 stellig kende, heeft de tekst van de Excellente Cronike in dezelfde zin geïnterpreteerd. ‘Naar men vertelt, werden [op het slagveld van Groeninghe] zevenhonderd vergulde sporen gevonden die langen tijd, als in een trofee opgehangen, bewaard zijn gebleven.’Ga naar voetnoot(2) De Meyere († 1552) is de eerste geschiedschrijver die een vermeende overlevering van een trofee van zevenhonderd ‘vergulde sporen’ inlast onder het jaar 1302.(Zijn Annales verschenen in 1561). Daarmede kwam, naast de versie van Froissart en andere kronieken betreffende de aanwezigheid van een trofee van gulden sporen te Kortrijk in 1382, een tweede versie van ‘meer dan zevenhonderd vergulde sporen’ in omloop, geboren uit de figuurlijke ‘vergulden sporen = ridders’ van de Brugse rederijkerstaal uit de tijd van Antonis de Roovere. A. Vlaene |
|