Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 53 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 53
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 53Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 53

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

Scans (12.61 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 53

(1952)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zede- ende wysheydtsspreuken uit de 17e eeuw.

IN het schrijfboek, begonnen 1641, van Maria Zannequin, de latere abdis van 's Hemelsdale, staan een hele reeks ‘Wijsheidsspreuken in dicht en proza’. Zo we de jaartallen van de verslagen der verkiezingen en de opgegeven ouderdom mogen aannemen, was Maria Zannequin zestien jaar toen ze met dat schrijfboek begon.

De spreuken volgen hier in de oude spelling, zoals ze in het schrijfboek voorkomen.

F.M.D.

[pagina 69]
[p. 69]

Een eerste veertigtal spreuken.

Al te presies en was noyt wys.

t Is een wys man, die wachten can.

Wacht u van ghesuyckerde lippen en ghepeperde herten.

Elcke natie heeft syn sorghe-verdryf waer mede sy al droetheyt ende swaerigheyt versetten can:

de duytschers verdrincken de sorghen,

de franschen versinghen se,

de spanjaerden verswansen se,

de enghelschen verdansen se,

de italiaenen verslimpen se, maer de christenen verbidden se.

Vremde spyse dert de maeghe, nieuwicheyt is 't lant een plaeghe.

Een paer sin toegheven stilt veel twist ende weert veel onghemack.

Een weyrdigh wycken doet de gramschap strycken.

Elck can een quaet wyf temmen uytghenomen alleen die se heeft.

De nerstigheyt met druck is moeder van 'tgeluck.

't Is wel gheseyt: bemint me niet veel maer bemint my langhe, want heete liefde is haest koud.

Weynigh gheseyt is haest ghebetert.

Geen botter dingh. geen sotter klacht als tzegghen: 'k had het wel ghedacht.

Hy siet syn selven blint, die al te langh versint.

Men vint meerder vermaeck van eenen kleynen staet tot eenen grooter te groyen, dan in de groote staet stil te staen, noyt is het geluck volmaeckt hoe hoogh ook dat het raeckt.

Wacht u, seght de spanjaert, van een wintersche sunne en van een wint die deur de spleten blaest en van een valsche vrient.

Cesar en hadde gheen vreese van de volle kaken, maer van de groote swyghers, die met hun cleyne vingher de neck van achter krouwen. God bewaere my van 't stil waeter want van 't woest sal ick myselven wel bewaeren.

Het grootste peert van 'tstal werckt veel tyts minst van al.

t Is quaet wat d'arme doet of drinckt, da‘r dreck van heeren niet en stinckt.

Het quaet comt met ponden en ghaet wech met onsen.

De hoop is het broot der eelendighen.

Nietighe beuselinghen die somtyts niet het spreken van een woort en verdienen, baeren somtyden berghen van oneen- cheyt en bederf van vrienden en gheslachten.

[pagina 70]
[p. 70]

De grootste verstanden hebben dickwyls de meeste fouten, twelck niet vreemt en is omdat sy al haeren raet van haer selven leeren.

Weynich te weten en veel te segghen, veel verteiren en weinich hebben, veel te poffen en weinich vermooghen, syn ses dinghen die niet en doghen.

De quaetste hont krygt tbeste been, de besten hont heeft veeltyts geen.

Te langh van een, doet vrientschap scheen.

Tot onderhouden van een vrient,

niet al te veel ghemeenschap dient.

Sieckte druckt ons met verdriet

maer ghesontheyt voelt men niet.

Eerst wel versint en dan beghinnen,

want eerst ghedaen en dan versinnen,

selden is het wel verghaen.

't ls ghenoech hoe clein het sy dat wy hebben, als onse begherte niet meeder en is.

Wacht u van menschen die niet veel en spreken, en van honden die niet veel en bassen, en woont omtrent den swygher niet, opdat u niet wat quaets gheschiet.

Men seght met reden: wacht een weynich tydts van den grammen, maer van den swygher al u leeven.

Van deught en gheldt, ghelooft maer delft.

Het vruchtbaer lant dat niet en rust

syn deucht en kracht wert uytgheblust.

Liefde, ghelt en swaere pyn, kunnen niet verborghen syn.

Men moet niemant te haest op den teen trappen, want hy mocht so licht byten als kryten.

Hooveirdie is haest gheleert maer sy cost veel; een trots haert ende een bedelaersbeurse en syn gheen goet gheselschap.

Van vrienden in den noot ghaender veel in een loot.

Daer en is gheen saecke so onrechtveirdich of sy vint haer voorgpraecke, want die gheseyt hebben dat de sneeuw swert was hebben hunne naecomelinghen achterghelaeten.

Elck is constich in het berispen, maer niemant in het verbeteren.

Daer en leeft niemant die syn gheboorte niet beweent en heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken