Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
Karel de Potter van RumbekeIn Biekorf, boven blz. 167, vraagt K.B. bijzonderheden over familie, leven en werkzaamheid van de Westvlaamse proefkweker Karel De Potter. Ziehier wat ik over die man te wete gekomen ben. Vooreerst dat was geen landbouwer, maar een koster van Rumbeke, die uit liefhebberij, ondertussen wel wat aan tuinen landbouw deed ook, en het is bij lange geen alledaags figuur geweest te Rumbeke. Gedurende meer dan 52 jaar is hij er koster geweest en sloot daarmeê een serie af van vier kosters die rekewijs ieder meer dan 50 jaar dienst deden in de kerk van Rumbeke: hetgeen wel schijnt te bewijzen dat koster zijn te Rumbeke een gezonde affaire is en een waarborg van lang leven. Karel-Eugeen De Potter was geboortig van Ardooie (22 Oct. 1757) en zoon van Germanus bij Theresia Beckers of Debeckere, fa Sieur Frans. Hij werd 15 Oogst 1782, door Graaf Joseph de Murray, stiefvader en voogd van Graaf Christiaan de Thiennes, heer van Rumbeke, ingevolge privilege gehecht aan 't bezit van 't heerschip Rumbeke, benoemd tot koster in Rumbekekerk. Korte tijd daarna trouwde hij - en trouwde hij rijke - met Maria-Theresia Mulle, van Winkel St Elooi, de dochter van de baljuw van Ter Vichten: Jan-Emmanuel Mulle, die bij de tweede inval der Fransen in Mei 1794 te Winkel St Elooi vermoord werd en te Rumbeke begraven.Ga naar voetnoot(1) Maria-Theresia Mulle schonk koster DePotter tussen 1786 en 1799, 8 kinders; zij stierf te Rumbeke 30 messidor jaar 8 (19 Oogst 1800). Op 16 pluviose jaar 12 (27 Jan. 1804) voor de wet en elf dagen later voor de kerk, hertrouwde Karel De Potter, - die toen reeds 47 jaar oud was, - met Cornelia-Henrica (vulgo Henriette - voegt pastoor Moens erbij) Minnaert, die er nog geen 25 was; zij was een Brusselse en reeds weduwe van | |
[pagina 203]
| |
Pieter Vandommele. Met haar won De Potter tussen 27 November 1804 en 10 December 1820 nog 8 andere kinders bij, en was meer dan 63 jaar toen zijn zestiende telg ter wereld kwam.
Tijdens de aanhechting van ons land bij Frankrijk was De Potter, in 't jaar 6 der Republiek, ‘Officier municipal’ te Rumbeke en stelde de akten op van de burgerstand, de eerste akte in 't frans, zoals de reglementen het bevolen en zoals al de akten van 't jaar 5 opgesteld waren, maar dan al de volgende in 't vlaams tot 28 messidor jaar 6, toen hij zeker afgezet, alleszins vervangen werd door Jacques Coussement, die de akten weerom in 't frans opstelde. Hij miek te Rumbeke ook de beloken tijd door en vermits zijn kostersbediening hem al die jaren niet veel kon opbrengen, zocht hij andere verdiensten. En 't is misschien wel alzo dat hij hem ook is beginnen interesseren aan landen tuinbouw. Hij schijnt echter in die jaren een beetje van alles gedaan te hebben: in het bevolkingsregister van 1799 staat hij bekend als ‘peigneur de laine’; in het correspondentieregister van de meier staat hij opgegeven als ‘teinturier de laines’ met de bemerking ‘ne teint que pour vendre dans sa boutique’ (26 prairial jaar 10); in de geboorteakte van 't jongste kind uit zijn eerste huwelijk (1799) en in de overlijdensakte zijner eerste vrouw (1800) staat hij vermeld als ‘negociant’; 24 pluviose jaar XI werd hij door de meier Fockedey benoemd tot ‘bijgevoegde onderwijzeradjoint à l'instituteur’ in de gemeenteschool, waar Bernard Remault fungeerde als schoolhoofd, en dat met een jaarwedde van 100 frs. Over zijn bekwaamheden schrijft de meier 30 floréal jaar XI aan den onder-prefect te Kortrijk: ‘Depotter est capable d'enseigner les langues flamande et française, les premiers principes de la langue latine, une partie de l'histoire ancienne et l'arithmétique’. Ga daarom vooral niet denken dat men latijn studeerde aan de Rumbeekse ‘Sorbonne’ uit die jaren. Op 30 December 1816 werd De Potter, door de meier Jean-Jacques Vandeputte, - dat was de vader van de bekende Kanunnik F. Vandeputte, deken van Kortrijk, - benoemd tot ‘instituteur primaire de la commune de Rumbeke’, en kreeg daarvoor, naast het schoolgeld der leerlingen, 48 guldens 's jaars uit de gemeentekas. Koster De Potter hield het | |
[pagina 204]
| |
weerom niet lang uit in de gemeenteschool en einde 't volgende jaar nam hij ontslag.Ga naar voetnoot(1) Kosters beschikken gemeenlijk over veel tijd, en buiten zijn bediening in de kerk, op school of in zijn winkel, schijnt koster De Potter zich ook veel en degelijk met land of tuinbouw bezig gehouden te hebben, zodanig zelfs dat hem in 1819 door de Gentse Maatschappij van Hofbouwkunde een ereprijs werd toegekend. Over de feestelijkheden te dezer gelegenheid te Rumbeke gegeven, is reeds een en ander verschenen in een opstel betrekkelijk het Onderwijs te Rumbeke, gedrukt in de Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk 1944-45, 3de deel. Maar er bestaat over die feesten een geheel verslag dat een eigenaardig licht werpt op de manier waarop men in die tijd verdienstelijke en vereremerkte burgers in de bloempjes wist te zetten. De burgemeester in kwestie was A.B.X. Angillis, notaris, te Rumbeke en lid der Staten Generaal van Nederland - en die was de vader van A.A. Angillis, stichter der letterkundige vereniging ‘De Verenigde Vrienden’ van Rumbeke en medewerker aan de Annales der Emulatie van Brugge uit de jaren 1860-70. Het verslag van de Rumbeekse magistraat luidt als volgt: ‘L'an 1819 le 20 du mois de mai, | |
[pagina 205]
| |
dans un pays tel que la Flandre, dont l'agriculture seule peut assurer la subsistance du peuple nombreux qui l'habite. Koster De Potter stierf te Rumbeke 20 September 1834, - den 21 volgens de kerkregisters, waarin pastoor Verduyn noteerde ‘hujus ecclesiae per 52 annos custos’; hij werd begraven den 23 met een grote dienst. Zijne weduwe woonde in 1847 te Emelgem. Hij had een broer met name François-Ambrosius De Potter; deze was gehuwd met Joanna Decrock fa Benedicti bij Joanna Theresia Desloover; 29 Januari 1783 aanvaardde hij de poorterij van Roeselare, waardoor hij ophield laat te zijn van het Brugse Vrije, civiliteit die hij te voren bezat uit den hoofde van zijn ouders.
Van de 15 kinders van koster De Potter is er alleszins één die naam verworven heeft in de Vlaamse wereld, namelijk Louis, geboren te Rumbeke 22 December 1792; - niet te verwarren met Louis De Potter van Brugge noch met de Gentse De Potter's uit die jaren. Louis De Potter, 's kosters zoon van Rumbeke, was de allereerste Rumbeekse student aan 't klein Seminarie van Roelare; in 1807 behaalde hij er de eerste prijs ‘omnium certaminum’ in de schola linguae gallicae et introductionis ad latinam; in 1812 deed hij er zijn rhetorika uit en schijnt te wege geleerd te hebben voor priester, want in het Registre des conscrits de l'an 12 van Rumbeke, staat hij genoteerd | |
[pagina 206]
| |
als ‘étudiant admis à l'exception par le conseil de recrutement, comme se destinant au sacerdoce’: hij werd 1 November 1812 leraar van de poësis in het College van Ieper en 7 November 1818 professor aan het Koninklijk Atheneum van Gent, waarvan hij ook van 7 April 1836 tot 24 Aug. 1850 principaal was. Te Ieper maakte hij deel van de rederijkerskamer dier stad en had er onder het Frans bewind reeds de strijd aangebonden tegen de officiële propaganda door het Gouvernement gevoerd tot verspreiding der franse taal in Vlaanderen. Te Gent was hij lid van ‘De Fonteyne’ en was er zelfs een tijd Voorzitter van het Vlaemsch Verbond. Hij stierf te Gent in Februari 1869.Ga naar voetnoot(1)
Van de andere kinders van koster De Potter weet ik alleen het volgende: Bruno, geb. 29 December 1788, staat in het Registre des conscrits van 't jaar 1808 bekend als ‘élève de chirugien’. Bernardus, geb. 31 Januari 1797, was in 1834 brouwer te Gits en overleed aldaar 21 Juni 1871. Charles Eugène, geb. 14 brumaire jaar 8(7 November 1799) overleed te Rumbeke 11 April 1800. Karel, geb. 21 Januari 1816, staat in de tafels ingeschreven als Eugène; is in het bevolkingsregister van 1830 afgeschre ven voor Tourcoing, als Rumbeke verlaten hebbende 30 Mei 1837; in 1847 schijnt hij bakker geweest te zijn te Emelgem. Benedictus, geb. 12 December 1820, schijnt in 1845 notarisklerk geweest te zijn, wonende te Emelgem. Petrus Ludovicus, geb. 30 Juni 1783, schijnt overleden te zijn te Kortrijk 12 Maart 1848, als jongman nog gedomicilieerd te Rumbeke. Theresia, geb. 24 December 1794, is overleden te Rumbeke in het schoolhuis op 27 December 1817. Twee kinders De Potter genaamd ‘Ange’ en een derde gedoopt ‘Ange Gardien’, respectievelijk geboren 27 No vember 1804, 22 Maart 1808 en 7 April 1813, zijn klein gestorven: 29 November 1804, 6 April 1812 en 31 December 1819. De familie De Potter is niet meer gekend te Rumbeke op de bevolkingsboeken van 1846; al de kinders schijnen Rumbeke verlaten te hebben; geen enkel is er getrouwd. J.D.D. |
|