Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 2]Het onderwijs te Beveren bij Roeselare
| |
[pagina 26]
| |
zynen dienst zonder pacht’. Hij hield school gedurende de winter.Ga naar voetnoot(1) Zijn zoon Georgius volgde hem op en overleed in 1660.
Van 1660 tot 1777 wordt de dubbele bediening vervuld door een taai ras, de Verheede's: Maarten van 1660 tot 1719 en Joannes Albertus van 1719 tot 2 April 1777; met zijn tweeën dienden ze 117 jaar! Deken P.J. Valcke noteerde bij zijn decanaal bezoek van 5 Mei 1749 het volgende over het schoolmeesterschap. De koster Albertus Verheede is tevens schoolmeester en klokluider; hij moet de torenklok opwinden, driemaal daags het Angelus kleppen en de kinderen onderwijzen: voor dit laatste werk krijgt hij per maand 4 stuivers van de kinders die leren lezen en 5 stuivers van degene die leren schrijven.Ga naar voetnoot(2) De volgende koster, Pieter Jozef De Marré (1777-1827), staat nergens als schoolmeester vermeld. Vanaf 1780 heeft Beveren een zelfstandige schoolmeester, die geen koster meer is. De eerste van de reeks is Joseph Franciscus Van Wonterghem, te voren schoolmeester te Sint-Baafs-Vijve, over wiens benoeming we goed ingelicht zijn. Van Wonterghem had gehoord dat de school van Beveren ‘vacant’ was, zo schrijft hij in zijn aanvraag aan de baljuw en wetheren, welke toestand zeer nadelig moest zijn ‘ter oorsaecke de kinderen niet geinstrueert en connen worden inde orthographie ende lecture, benevens de cyferconste ende christelycke devoiren’. Hij biedt zich aan ‘tot schoolmeester deser voorschreven prochie’; het schoolhuis zal hij ‘met het aenkomen deser aenveerden alf staende alf liggende’. De wetheren van Sint-Baafs-Vijve geven hem een zeer gunstig certificaat dat hem aanbeveelt | |
[pagina 27]
| |
als ‘een jonghman van goed gedragh ende comportement, wesende seer bequaem tot het bedienen de fonctie van coster, organist ende schoolmeester, welcke fonctie van schoolmeester hy bedient binnen deser prochie met lof ende ten contentemente van het publicq’.Ga naar voetnoot(1) Dit bewijs is van 11 Mei 1780 en veertien dagen later wordt de jonge Van Wonterghem te Beveren ‘provisoirelyck aenveerdt voor schoolmeester’ mits enkele voorwaarden betreffende het schoolhuis, en verder ‘dat hy sonder eenighe vergoedenisse de aerme kinders deser prochie sal moeten leeren soo in lesen, schryven, cyfferen als inde christelycke leeringhe’; hij zal ook moeten een examen afleggen voor de heer landdeken ‘waerby constitueert syn capaciteyt tot het exerceren de fonctie van schoolmeester’. Zijn vader, Livinus, moest zich daarenboven ‘borghe’ stellen en ondertekent de overeenkomst samen met zijn zoon. De eedaflegging van de nieuwe schoolmeester volgde op 16 Juni 1780 vóór Deken Valcke.Ga naar voetnoot(2) Van Wonterghem schoot geen wortels te Beveren: twee jaar later, op 2 October 1782, wordt Ignaas Verlinde door Deken Valcke als beëdigd schoolmeester aanvaard.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 28]
| |
Door Deken Moens werden in Dec. 1788 Pieter Lucas Anjon en in Juli 1790 Pieter Jan Malfait tot schoolmeesters van Beveren aanvaard.Ga naar voetnoot(1) Door de zorg en de mildheid van Mansuetus Antonius de Neckere, pastoor van Beveren, werd in 1792 een grote school opgericht om er de kinderen de christelijke lering, het lezen en schrijven en het naaien aan te leren. Dit valt juist samen met de stichting van het klooster door twee godvruchtige dochters: Veronica Vanden Bussche en Clara De Smet. Deze stichting leeft voort in de tegenwoordige school van de ‘Zusters van de H. Joseph Calasanctius’. C. Denorme |
|