Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
uit op de massa van de gewone burgers, de ‘Ghemeente’ of ‘Ghemeentucht’ geheten Begin October 1280 richtte deze misdeelde en verdrukte Ghemeente een klacht aan de graaf Robrecht van Bethune. Het stuk, berustend in het archief van de Rekenkamer te Rijsel, handelt vooral over de belastingen, het beheer der stadsfinanciën, de uitoefening van de rechtsmacht en andere gebieden, o.m. de openbare werken, waarin machtsmisbruik voorkwam. Dit document, dat eveneens op taalkundig gebied zeer belangwekkend is, werd zoeven met inleiding en aantekeningen uitgegeven door Dr Ant. De Smet in het Bulletin de la Commission Royale d'Histoire t. cxv (1950), blz. 1-15. Met als Bijvoegsel een kostbare Lijst van schepenen te Damme uit de jaren 1246-1301. | |
Heiligenverering in West-Vlaanderen.Bij middel van een vragenlijst of circulaire gericht aan de parochiepastoors werd door de samenwerking van L. Defraeye en L. Simoens een repertorium samengesteld van de titelheiligen en de tegenwoordig vereerde heiligen in de kerken en openbare bidplaatsen van het bisdom Brugge (Onze Heiligen in Kerk en Kapel. I. Bisdom Brugge. 72 blz. Prijs 40 fr. Te bestellen in boekhandel of bij L. Simoens, Herdersliedstraat 29, Molenbeek-Brussel). De overvloedige nomenclatuur is in twee klappers ondergebracht: een klapper der Heiligen en een klapper der Gemeenten. Deze systematische lijsten, met zorg en vlijt opgemaakt, zullen door veel belangstellenden als een dankbaar hulpmiddel bij eigen studie begroet worden. De uitgevers weten dat zij niet immer volledig zijn. Kortrijk is zelfs met nalatigheid behandeld. De ontstellende verwarring van St. Antonius abt met St. Antonius van Padua moge door de bewerkers in een volgende uitgave vereffend worden. | |
De laatste IJslandvaarder van De Panne.Onze betreurde medewerker J. Filliaert heeft in zijn beste werk De Laatste IJslandvaarders - waarvan in 1944 een tweede bijgewerkte uitgave verscheen - de uitvaart bezongen van die taaie visserlieden van de Westhoek. Nog zijn er van die laatste getuigen die leven en weten te vertellen van dat harde en gevaarlijke bestaan. Advocaat P. Decuypere van De Panne heeft onlangs de oude IJslandvaarder Schoolaert opgezocht die nog met zijn vrouw in de Panne woont. In het weekblad De Pannenaar (n. 8 van 20 Aug.) | |
[pagina 191]
| |
geeft hij een zaakrijk en boeiend relaas van hetgeen Schoolaert hem vertelde over het leven aan boord en aan wal op IJsland, over het jaar der ongelukken (1888) en de bedevaart naar O.L. Vrouw van Lombardie. En van de Vlaamse vissers die daar begraven liggen, op 't verre eiland; men ging de graven bezoeken als men aan wal kwam: ‘Sissen Naas van Oostduin kerke, 'k heb hem goed gekend, lag daar ook in de baai van Poupeie met nog twee andere Oostduinkerkenaars.’ V. | |
Zo zwart als Kaboutje.(gehoord te Kortrijk). Ik vraag: wie is Kaboutje? - ‘Dat was een van de laatste en de bestgekende kaafvagers van Kortrijk, zestig jaar geleden. Altijd op den dril met 't leertje op de schouder, de zak op de rug met bitter en de ‘kaafbolle’ aan een lange koorde. De kaafbolle was een zware ijzeren bol met vier plooibare veren die elk van de vier wanden van de kave schraafden om de kaafbitter af te schrepen. Maar met den anthraciet daar is geen kaveroet meer.’
Die zelfde ongeletterde zei: ‘'t Is een slecht land waar dat 't niemand wel en stelt’, wat een ongekende tegenhanger is van 't Engels: ‘It 's an ill wind that blows nobody good’! Toen hij sprak over 't ondoelmatig klagen bij de belastingsontvanger, zei hij: ‘Wat moet je doen? - ‘Zwijgen, in je bedde kruipen en je dekken.’ ‘Beeldrijker’ mensen 'n bestaan zeker niet dan onze wijze analphabeten? G.P.B. | |
Rijmgebeden.'s Avonds als ik slapen ga
volgen mij zestien engelkes na....
[hier volgt de bekende opsomming]
D'hemelsche paradijzen staan open
en d'helle is gesloten
met twee ijzeren bandekes.
Die dat gebedeke leest en aanhoort
zal verwezen worden in 't laatste oordeel [?]
'k Kwam langs het kerkhof gegaan,
'k zag daar een blauwe zerk staan,
't stond daarop geschreven:
Ach, mensch, aanziet mijn leven,
| |
[pagina 192]
| |
'k ben zoolang mensch geweest als gij
en m'n arme ziele kan noch vliegen noch loopen
en moet het al bekoopen.
't Was op eenen Goeden Vrijdag
dat Ons Heere in zijn bittere passie lag,
't was niet voor ons alleene,
't was voor g'heel de wereld in 't gemeene,
kleen en groot, levend of dood.
God wil mij twee engelkes zenden
twee uren voor mijn dood
om al mijn zonden te vergeven
al waren ze nog zoo groot.
- Onlangs gehoord te Stavele, als een doorlopend geheel, van een ‘vluchtelinge’ uit Staden (Stampkot). Vgl. o.m. Biekorf 1947, blz. 22. A.B. Stavele | |
Dood gaan.- Nog een die 't niet en gelooft, hij is gaan kijken. - Hij is naar Siberië, de geeten gaan wachten. Gistel. | |
Onze Vader.Een oud ventje te Westkerke vroeg aan de kinders: - Kent ge uwen Onze Vader? - Ja... w'.... Onze Vader die in den hemel zijt.... - Neen neen, 't is alzo, onderbrak het ventje: O Heere der Heeren
Verleen mij kost en kleeren,
é wijf o'k groot zijn
en den hemel o'k dood zijn.
R.C.
| |
Tien Geboden... en nog twee.- De tien geboden zeg'je? 't zijnder twee bijgekomen: Houden da'j' hêt
en pakken da'je kunt.
T.L. St. Kruis
|
|