Frederik Jonckheere begon voor zijn eigen te werken en maakte ook asten met platen. Maar hij was nog vindingrijker dan Sempernelle. Hij maakte een doorslag van vijf gaten tegelijk en in plaats van nog te moeten slaan en lelijk doen, werd alles gemonteerd met een hefboom om over te trekken en door te duwen.
De astenmakerij was te Beveren gevestigd. Aan Frederik Jonckheere, die zelf geen kinders had, leerden hun stiel: Victor Soenen, een zoon van Free's zuster, en Pieter Frans Jonckheere, eveneens een neef van Smedje Jonckheere.
Na Smedje's dood werd de astenmakerij voortgezet en gemoderniseerd door de Firma Soenen en door Pieter Frans Jonckheere, zoon en kleinkinders. Deze laatsten zijn nog altijd de astenmakers van de streek en leveren veel in Noord Frankrijk.
Eveneens is de tweede splitsing van de familieboom onder de smeden uitgebreid.
Henri Jonckheere stelde zich als rijtuigmaker te Beveren. Hij was gekend als een behendige smid. Er leven nu nog van zijn knechten, die weten te vertellen van zijn handigheid.
Met zijn ‘sjieze’ ging Henri ieder dinsdag naar de markt van Roeselare. Eer hij vertrok, zei hij aan zijn meesterknecht wat er al moest gedaan worden.
Ze waren alzo ne keer gekomen met een voituurke, waarvan dat de asse gebroken was. Dat moest alleszins gedaan zijn tegen dat hij terugkwam. De meestergast met zijn helpers stak d'asse in 't vuur en stond er op te slaan, maar nooit was ze goed aaneen noch paste ze op de wielen.
Henri kwam thuis, lijk gewoonte, voor de noene. Eerst ging hij naar de keuken om te vragen aan zijn vrouw hoe 't zat in 't werk. Dien keer waren z'er niet door geraakt!...
Baas ging rechte naar de smisse, trok zijn lederen schorte boven zijn markteklederen, bekeek d'asse, deed vuur maken en blazen, blazen, gaf enige slagen, dat de gensters rondvlogen, bekeek ze weerom en na twee