van de Sacre du Prophéte. Maar ja! Gusten was daartegen niet opgewassen. En men speelde het nu juiste in den zomer ievers aan de zee. De muziekmeester was tot een radikale maatregel besloten. Op het oogenblik dat Gusten in doodstrijd kwam causa dat roffelen et cetera, liet hij opeens zijn maatstok vallen, sprong in een wip Gusten omverre tussen de staantjes en roofde hem inderhaast zijn alaam. En precies op 't gepaste moment, op het hoogste punt van den berg van de muzikale expressie, bromde de trombal als een beer in zijn hol, en klonk de klop van de mailloche op de cimbel als het schot van een kanon. En het stuk ging naar zijn einde, wel zonder chef, maar ook zonder Gusten.
Eenmaal toch had Gusten zijn revanche.
Onze dorpsfanfare moest spelen bij 't huwelijk van de dochter van 't kasteel. Veel groot volk was verwacht en de muziekmeester vreesde met Gusten weeral ongelukken te beleven. Daarom liet hij dievelinge een vreemde trombalslager komen en er werd Gusten diets gemaakt dat het voor dezen lieven keer absoluut betaamde den trombal aan een artiest toe te vertrouwen. Geheel overmand liet Gusten zich gezeggen, van binnen kokend van koleire.
Voordat het défilé begon, zou de artiest Gusten een poosje lesgeven. Zò moest men slaan of zò, maar nooit alzò-ò... En daarbij zorgen voor een zeer gespannen vel. Gusten zei niets maar spande, verbeten, het vel tot op zijn hoogsten graad.
Ciessen aanstak zijn pijp en laadde voorzichtig het monster op zijn rug. Vaandel en trommel kwamen vooruit. Dan de trombal. En avant la musique! Gusten liep nevens den artiest als een beschaamde poedel. Met gezwinden pas, hun schoonste pardoublé spelend, trok de fanfare door de kasteeldreve. De muzikanten waren in de wolken met het nieuwe lid. Die wist wat slaan betekende. Hij had er waarlijk een handje van!
Gusten was stilletjes van een ander gedacht.
De artiest, opgetogen, gaf maar katoen en bij de tweede