Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |||||||||
[Nummer 3]De Sint Maartenskerk te Ieper van 1794 tot 1815HET archief van de St. Maartenskerk is in den oorlog 1914-1918 grotendeels verloren gegaan. Toch blijven er nog enige documenten van eersten rang over, nl. kerkrekeningen en de registers der beraadslagingen van de kerkfabriek. De rekeningen zijn voorhanden vanaf 1794. In dit jaar maakt de heer Cornelis Walwein, in de afwezigheid van al de heren kerkmeesters, een notitie van ontvangsten en betalingen door hem gedaan voor de kerk van St. Maartens. Deze notitie eindigt in 1805, het jaar waarin de nieuwe kerkraad werd aangesteld. Benevens die rekening bestaan er ook nog rekeningen van het altaar van het H. Kruis en van de Gelovige Zielen. Het register der beraadslagingen der kerkfabriek vangt aan met 1805, en het register van ontvangsten en betalingen gedaan door de fabriek der parochie St. Maartens begint den 11 Februari 1805. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
De St. Maartenskerk werd begrepen in een openbare veiling van ‘nationale goederen’ die plaats had te Brugge den 11 October 1799. Zij werd toegewezen aan Sieur Joseph Lebon, koster der bovenvermelde kerk, voor den prijs van 8.200.000 frs. betaalbaar in assignaten. De koper stond zijn eigendomsrecht af aan de kerkfabriek en aan de inwoners der parochie, bij akte verleden voor Notaris Deconinck, te Ieper, den 15 September 1800. Het waren Dewilde en enige andere parochianen die het gebouw inkochten. Een zerk van de heer Dewilde prijkte nog in 1914 langs den muur van het hoogkoor. De meest benarde periode die de kerk doorgemaakt heeft, is van 1794 tot 1800. De rekeningen van deze jaren wijzen op de bitterste armoede. De ontvangsten bereikten in gulden brabantse courant:
Nergens staan nog inkomsten vermeld van onroerende goederen of van renten. Slechts één uitzondering: op 14 Juli 1804, vermeldt de rekening het volgende: ‘Ontfangen van de Weduwe Degruyter by mondelings accoord 't gonne haeren man nog zoude schuldig gebleven hebben over omtrent drie jaeren love-visch, competerende de visschers autaer der HH. Simon en judas tot d'inkomste der Franschen: 100 gulden brabantse courant.’ De kerk leeft letterlijk van hetgeen sommige altaren, en inzonderheid dit van het H. Kruis, opleveren. In 1795 schenkt de Confrerie van het H. Sacrament 200 gulden tot herstel der glasvensters; in het jaar 1800 betaalt het altaar van het H. Kruis 39.4.0. gulden ‘om ten dele te helpen redimeeren twee groote en dry kleine klokken van Sint Maertens’. Gedurende die | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
jaren treft men van al de vroegere ambachten die in St. Maartens hun altaar bezaten, slechts één vermelding: ‘een mis van t'ambagt der brouwers in 1802’. Twee bussen, die van het H. Kruis en die van den Heiligen Doorn, spijzen een weinig de kas, te zamen met de zegenpenningen der relikwiën. Wekelijks doen twee mannen hetgeen men noemt ‘den Woensdagschen ommegank’ om bij de parochianen aalmoesen in te zamelen. Zelfs nog in 1807 doet men ‘de paeschronde om eenigzins te indemniseeren d'onkosten van 't misse- en communiebrood’. Verscheidene rekeningen vermelden giften geschonken ‘tot soulaes van de arme priesters die niet kunnen contribueeren in de onkosten voor hunne dagelijksche misse’. Naarmate de tijden beteren, onder het Consulaat en het Keizerrijk, stijgen de ontvangsten, maar nog langen tijd onder het Hollands regiem, zal de kerk in groten nood verkeren. Die blijvende nood spruit hoofdzakelijk voort uit de confiscatie van alle kerkelijke eigendommen en renten, en den ellendigen staat waarin het gebouw verkeert, dat dringend grote kosten van herstelling en onderhoud oplegt. In 1794 hadden de Fransen de stad gebombardeerd. Soldaten en gemeen hadden het bisschoppelijk paleis geplunderd. Zeker hebben zij de kerk niet gespaard, want later nog ontmoet men in de rekeningen verscheidene posten over ‘gebrand goud en zilver’. In alle geval was de kerk zeer beschadigd, inzonderheid de ‘Pastoors' capelle’. Het merendeel der vensters waren vernield, de vloer der kerk was in stukken en brokken, de dakingen verkeerden in erbarmelijken staat, in de sacristie regende het in, tot grote beschadiging van de rijke ornamenten. In 1806 was de kerkfabriek bij machte 1200 stoelen te bestellen. In dezelfde jaren vermelden de rekeningen geregeld verkopingen van kerkmeubels; dit geschiedde, deels om in de dringendste behoeften van den eredienst te voorzien, deels om veranderingen, meestal ten ondomme, aan het kerkgebouw aan te brengen. Hier volgen de voornaamste verhandelingen: | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
Den 4 Januari 1803: ‘Ontfangen van Sieur D'Hondt, betaelende voor Mevrouw Carton de Tourelles de nomber van 14 franse kronen over aen haer verkogt te hebben den ouden predikstoel tot gebruik der parochie Winnezele’. Er is hier sprake van den gothischen predikstoel van de oude St. Maartenskerk, een kunstwerk om zeggens enig in zijn soort.Ga naar voetnoot(1) Den 16 Juni 1803: Verkoop van het houten beeld van St. Christoffel tegen 6 6.02 gulden br. ct. Den 1 October 1803: ‘Ontfangen van sieur Beirens van Jufvrouw Cailliau over aen haer overgelaeten te hebben eene oude schilderij verbeeldende de Hemelvaert van O L. Vrouwe: 13.1.4 gulden br. ct.’ Den 13 Juni 1804: betaald aan Louis Clincke maille, meubelmaker ‘over 't weyren 't groot kruis boven den doczael’: 25.0.0 gulden br. ct. Den 6 Oogst 1804: ‘Verkoop van het doczael’. Het gaat hier om een echt vandalenwerk. Dit ‘doczael’, opgericht in 1609, in Renaissance-stijl, aan den ingang van het koor, was een heerlijk monument. Het stond afgebeeld op de schilderij van Jan Thomas, een der beste leerlingen van Rubens, die prijkte in de Pastoorskapel in 1914 en gestolen of vernield werd tijdens het bombardement der kerk. Boven dit doksaal, op een grote eikenhouten balk, stond een machtig kruis met langs weerzijden de beelden van O.L. Vrouw en St. Jan. In de rekening lezen wij hierover: ‘Ontfangen van den heer notaris Terrier, over 't import der venditie van den doczael en cetera, bedraegende 513 fr. en 60 c. naer aftrek van 56.50 fr. over enregistrement en cetera, in welke som van fr. 513.60, Marmignon, marbelkapper, schuldig is 187.32 fr. over gedaen koopen in de voorzyde venditie, dus hier zuyver in gelde | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
39 fr. kronen en 3/10 doende in brabantsche courant: 128.7.0.’ Tekenend zijn hierbij de volgende posten: Op 23 Sept. 1803: ‘Ontfangen van drie verscheydene personen over belofte zoohaest den doczael zoude geweird worden: 6.7.2 gulden br. ct.’, en op 4 Juli 1804: ‘Ontfanghen van den heer kerkmeester Van den Peereboom over gifte aan de kerke tot weyren den doczael: 9.9.0. gulden br. courant’. ('t Vervolgt) M. Cocle |
|