Schuilplaatsen van het H. Bloed te Brugge
Biekorf, hierboven blz. 17, drukt een passus over uit de ‘Gedenkweerdige Aentekeningen’ van J.K. Verbrugge, betreffend de schuilplaatsen van het H. Bloed in de Beloken tijd Algemeen wordt aangenomen dat Lodewijk Donche de relikwie wegmetselde in 't ouderlijk huis der Latijnse Schole, waar nu de Teresiaantjes wonen. En dat, wanneer, in 1812, dat huis verkocht werd, Donche de relikwie overbracht naar 't huis van Juffrouw de Pelichy, aan 't Potshoofd, nu het Sint-Lodewijkscollege. Verbrugge weet meer: tussen de Latijnse Schole en 't Potshoofd is er nog een derde schuilplaats: ‘een kleyn huysken dezer stad’. En 'tis niet Donche, maar baron de Pelichy die de relikwie van dat ‘kleyn huysken’ naar zijn tante bracht. Ja, daar zijn wel dingen bij Verbrugge die niet kloppen met de werkelijkheid. Dit overbrengen naar ‘'t kleyn huysken’, zou gebeurd zijn bij de dood van vader Donche. Dat komt niet uit. Vader Donche stierf in 1815, en in 1812 is de relikwie al in de Dweersstraat. Ja, maar Vader Donche verliet de Latijnse Schole in 1808, om te gaan wonen te Sleidinge. En, wordt er gevraagd, zou 1808-1812, de tijd die verliep tussen 't weggaan