Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
[Nummer 2]Het volksonderwijs te Pittem voor 1800.De eerste helft der xvie eeuw was een tijdperk waarin het onderwijs niet alleen in de steden, maar ook in veel landelijke gemeenten van West-Vlaanderen een merkwaardige bloei kende. Het humanisme drong overal door. Nevens geestelijken traden nu ook leken op die zich met grote ijver op het onderwijs toelegden en Latijnse scholen stichtten. De Brugse humanist en historicus Jacob De Meyere schreef in 1531 dat de studie der letteren en het onderwijs zo druk beoefend werden, dat er bijna in elke gemeente of stad in Vlaanderen geleerde en letterkundige schoolmeesters te vinden warenGa naar voetnoot(1). Vóór het uitbreken der beroerten in de tweede helft der xvie eeuw, worden in verscheidene kleinere Westvlaamse plaatsen sporen van gewoon volksonderwijs aangetroffen, o.m. te Oudenburg, Heist en naar het | |
[pagina 26]
| |
einde dezer eeuw toe, te Woumen, Koekelare e.a.m.Ga naar voetnoot(1). Het is mogelijk dat de rederijkerskamers, die in zeer veel dorpen ontstonden, tot de verspreiding van het volksonderwijs hebben bijgedragen. Onder de schoolmeesters van het platteland is Arnoud Porreye, schoolmeester te Vlamertinge van 1547 tot 1561, een voor zijn tijd en milieu merkwaardig figuur. Hij reisde tweemaal naar Oost-Indië en zou ook in Amerika geweest zijn. Hij schreef ook een boekje over het landmeten en was de architect van verscheidene kerken in de streek van Poperinge. Hij stierf in de abdij te Eversam op 1 Maart 1561 (n.s.)Ga naar voetnoot(2). Te Pittem troffen wij de eerste sporen van volksonderwijs aan in 1561-1562. Als ‘scholastre’ wordt er vermeld in de disrekening van dat jaar: ‘.... Mr Franchois Breyele scholastere ter causen ende over zyn pensioen dat hem by minen heere toegheleit es mids dat hy de armlieden kinderen leert zonder verghelt.....’. Kapelaan Fr. Breydele wordt verder als scholaster vermeld in 1562-1563 en in 1564-1565Ga naar voetnoot(3). Op voorstel van Jonkheer Jacob van Claerhout, heer van Pittem, verenigde Petrus Curtius, eerste bisschop van Brugge, op 7 November 1565 de talrijke kapelanijen die in de parochiekerk te Pittem bestonden, in vier groepen. Volgens deze belangrijke akte zullen de kapelanijen van St-Pieter, St-Elooi en St-Hilarius geunifieerd worden en voortaan slechts één beneficiant hebben. De titularis van deze verenigde kapelanijen is gehouden de kinderen der parochie te onderwijzenGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 27]
| |
In de xviie eeuw werd het onderwijs dikwijls gegeven door de onderpastoor van de parochie, want de beneficianten van de kapelanijen, waarvan het inkomen zeer gedaald was, resideerden niet. Uit de xviie eeuw zijn ons enkele geestelijke scholasters te Pittem bekend: Franciscus Tack, die in 1640 van de bisschop de toelating verkreeg school te houdenGa naar voetnoot(1). Midden 1671 kwam Jan van de Sande, kapelaan, in dienst als scholaster. Zijn brief aan de schepenbank der dorpsheerlijkheid om die plaats te bekomen is wel het lezen waard: ‘Aengesien de oprechte regierynge ende het gemeen welvaren is hangende van een rypelycke instructie, soo in de letterconste als in de goede manieren.... soo ist dat heer Jan van de Sande, cappellaen.... hem hiertoe geerne wilt appliqueeren, verhopende hem naer behooren hier in te quytten, ende de Jonckheyt niet alleen in de conste van wel te lesen ende schryven, die seer nootsackelyck is aen een gemeente, maer oock in de goede directie van conscientie te onderrichten die alle wetenschap is te bovengaende...’Ga naar voetnoot(2) Jan van de Sande bleef ‘schoolmeestere’ te Pittem tot midden 1682. De laatste geestelijke schoolmeester te Pittem was kapelaan J.B. Van Lockeren, die hier de jeugd onderwees van 1686 tot 1688Ga naar voetnoot(3). Aan hem worden toegeschreven de bekende Westvlaamse schoolboekjes: ‘De Cleyne Christelycke Academie....’ en ‘De Prochiale Schole....’. Hij stierf als pastoor te Wingene in 1731Ga naar voetnoot(4). Bisschop H. Van Susteren moedigde de verspreiding van de genoemde werkjes ten zeerste aanGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 28]
| |
In de tweede helft der xviie eeuw ontmoeten wij enkele wereldlijke schoolmeesters te Pittem. Tussen 1650 en 1654 wordt Mr Guillaume Soutenay, schoon broeder van pastoor Hubertus Dupli, in de parochierekeningen als onderwijzer vermeld. In 1660 wordt hij betiteld als ‘notarius’. Koster Joris van de Sande volgde hem in 1655 als schoolmeester op en bleef in het onderwijs tot 1666. Zijn opvolger, Meester Jan van de Sompele kwam in dat laatste jaar in dienstGa naar voetnoot(1). Lang hield hij het niet uit, want na enkele jaren werden hij en zijn gezin door een kwaadaardige ‘contagieuse’ ziekte neergeveld. Jan van de Sompele, ‘didascolus parochiae’, stierf te Pittem op 15 Februari 1671Ga naar voetnoot(2). In 1682-1683 was de jonge koster Hubrecht van de Sande, zoon van Joris, op het dorp de opvoeder der ‘jonckheyd’. Hij overleed reeds op 28 April 1684. Toen de reeds vernoemde onderpastoor J.B. Van Lockeren in 1688 of 1689 uit de gemeente vertrok, werd hij er als schoolmeester opgevolgd door Mr Adriaen de Breyne, die het dorp verliet einde 1698. Zijn opvolger was Jan Holvoet, die hier reeds koster was sedert 1685 en in dat jaar reeds de school had opengehoudenGa naar voetnoot(3). Meester Jan Holvoet stierf reeds op 12 Juni 1705. Zijn school werd voortgezet door zijn weduwe, Suzanne Reinier en zijn oudste zoon Michiel, tot 1730. In dat jaar verliet Michiel de parochie ‘insolvent synde’. Jan Holvoet, de jonge, nam het ambt over en behield het tot aan zijn dood op 29 November 1764. Zijn opvolger was koster Jan Retsin, uit Oostrozebeke, die reeds in 1758 als orgelist in de kerk te Pittem | |
[pagina 29]
| |
was benoemdGa naar voetnoot(1). Hij bleef schoolmeester op de gemeente tot 10 Floréal an VI (29 April 1798), dag waarop zijn school door de Fransen werd geslotenGa naar voetnoot(2). Jan Retsin stierf te Pittem op 18 Februari 1801.
Te Pittem bestond reeds een schoolgebouw in 1572Ga naar voetnoot(3). In 1622 stond ‘de schole’ in de Eegemstraat, in de tuin der pastorij, eigendom van de heren van Pittem. De bekende Kortrijkse landmeter Lowys de Bersaques geeft in de ‘caerte figuratif’ der heerlijkheid Pittem van dat laatste jaar een kleine tekening van het schoolgebouw. Dat was een schooltje, opgetrokken uit hout en leem, t.t.z. ‘van stak en plak’Ga naar voetnoot(4). In 1651-1652 werd de oude school afgebroken en een nieuw ‘huus van de schole’ werd door de ‘prochie’ gebouwd, wat een zeldzaam feit is in die tijd op plattelandsgemeenten. De onkosten van de bouw van dit schooltje beliepen ongeveer 950 pond par.Ga naar voetnoot(5). De meester-metser was Steven Lamote, Guillaume van Mackelberghe was de timmerman en Pieter Saelens de strodekker. Jan Coutture uit Kortrijk leverde de kalk. Van dat schooltje is in latere bescheiden nooit meer sprake. In 1762 bestond het in alle geval niet meer. Men spreekt in het renteboek van dat jaar van ‘....daer eertyds de schole stond....’Ga naar voetnoot(6). Waarschijnlijk werd de school gehouden ten huize van de hoger vermelde schoolmeesters. Het recht de onderwijzer te Pittem te benoemen, kwam toe aan de heer van de heerlijkheid van het | |
[pagina 30]
| |
Patronaatschap van Pittem, die afhing van het hof van Pamele (Oudenaarde). In 1575 werd dit heerlijk recht als volgt geformuleerd: ‘....Ende by virtuyte van desen zoo es den voorn. ....,collatuer vander kercke van Putthem presenteerende den persoon van de Cure van Putthem ....Ende van ghelycken.... Costere ende scolastere....’Ga naar voetnoot(1). Hier wordt de geestelijke scholaster bedoeld. In 1644 wordt uitdrukkelijk het heerlijk recht ‘den scholmeestere te stellen’ vernoemdGa naar voetnoot(2).
De voornaamste bron van inkomsten voor de dorpsonderwijzer was het schamele schoolgeld dat betaald werd door de ouders der vermogende leerlingen. Voor het onderwijs der arme leerlingen kreeg de schoolmeester een jaarlijkse vergoeding van de gemeente. Dat ‘pensioen’ bedroeg in de tweede helft der xviie eeuw, vier pond grote per jaar. In de xviiie eeuw werd die som tot drie pond grote teruggebracht. Het onderwijs werd gegeven tijdens de wintermaanden. 's Zomers liep de school omtrent leeg, want de kinderen hielpen dan bij de arbeid op het veld. Aan dat onderwijs werden geen zware eisen gesteld, want naar ‘de schole gaan’ werd aangezien als een luxe-artikel. Hoeveel dorpsnotabelen uit de xviie en xviiie eeuw moesten hun akten met een ‘merck’ tekenen, daar zij hun naam niet konden schrijven? Uit een nauwkeurig onderzoek dat wij deden in het parochiaal huwelijksregister der kerk van Pittem voor de jaren 1779-1791, bleek dat er, op de 407 huwelijdie in vermelde tijdspanne gesloten werden, 42% der mannen en 15% der vrouwen konden tekenen. Maar hoevelen van deze ‘geletterden’ stelden hun | |
[pagina 31]
| |
handtekening niet volledig automatisch, zonder iets te kunnen lezen of schrijven? In Vlaanderen waren in 1789 nauwelijks 3% der inwoners naar school geweestGa naar voetnoot(1). Om de grote godsdientsonwetendheid te bestrijden, vooral bij de kinderen die ‘....gheen wetendhede ofte onderwys hebben.... wat zy moeten doen ofte laten om te commen totter eeuwighe zaligheit...’ werd er in de kerk catechismusonderricht gegeven. Alle kinderen waren streng verplicht dat onderwijs te volgen. De ordonnantie van de vicarissen-generaal van het openstaande bisdom Brugge van 7 Januari 1640, herinnerde de parochiegeestelijkheid er aan, hoe en in welke vormen dat onderricht in de kerk moest gebeuren. De wereldlijke besturen in de steden en op de plattelandsgemeenten moedigden dat onderwijs aan. In 1623 werd er te Pittem door de baljuw, uit naam van de heer van die heerlijkheid 61 pond par. uitgegeven voor ‘....les images, rozaires, petitz livrets de dévotion et instruction catholique, avecq les agnus Dei ....a fin de les distribuer au catéchismeGa naar voetnoot(2). Vanaf 1655 tot aan de Franse revolutie werd er ook jaarlijks door de ‘prochie’ een sommetje uitgegeven aan de pastoor ‘omme te coopen eenighe prysen tot de cathecusatie....’Ga naar voetnoot(3). Dat was het ook geval in andere plaatsen. Het is eerst ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden dat het volksonderwijs ernstig werd aangepakt. In een volgend artikel hopen wij hierop te kunnen terugkeren en de algemene toestanden in West-Vlaanderen te bespreken. V. Arickx |
|