omsingeld. Daarachter stapt de veldwachter in donkergroen gekleed, met rode banden op broek en muts.
Op de markt Drogueries, Bank, Café-Garage, en op de torre van 't Stadhuis wikkeit de windwijzer met dobbelen arend in goud, tegen 't geluchte van appelblauw-zeegroen.
Herbergen met de macht: ‘De Zwaan’ op de hoek van Breydelstraat en Markt. In de Weststraat, ter afspanning ‘De Gouden Hand’ met vers vergulde handschoe in de gevelmuur en vóór de deur: ‘O.K. American Stock. Ingang vrij. O.K.’
Ter markt staat alles onder de schut van den arduinen man met helm die den Yzer toeblikt.
k Keere weerom naar de Loobrugge waar de groene molen staat te draaien met onlangs geroobolde wieken.
't Is rond de vieren aan 't worden. De najaarszonne blekt aan 't Westen en zij 'n geeft geen warmte meer. Ze flikkert op de ruiten van 's bruggedraaiers keete en de draaiers, zij 'n draaien maar één keer te maande - 't hoogste - de brugge. Daar is geen vaart meer van Elzendamme op Veurne.
Wat doen ze daar die twee bruggedraaiers in de keete? Vermaken ze schoen of kerven ze toebak? Wat zou 'n ze. Dat zijn invalieden, dat men zegt; en daar is alleszins éénen bij ‘met een minke been’, zei 't ventje aan Loobrugge.
En de zonne zakt lijk een bleekgouden schijve die zakt achter een wolkenberg van lood, en op de kruine daarvan speelt een zilveren zoom, en de schijve zakt entwaar bachten de kerke van Alveringem.
't Tramtje is daar! 't tramtje van Ieper met van die vierkante bakjes waar ge moogt smoren; pane kussens op de banken en in den hoek een kachel die brandt.
Een zwijgende douanier die d'een pijp na d'ander smoort, een weduwe met twee platgesletene trouwringen aan de vinger en die luistert naar twee jonge manskerels met hoge waterleerzen, mannen van de Wateringe