Biekorf. Jaargang 50
(1949)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
[Nummer 10]Van zilveren kroezenHet moet in de gewoonte gelegen hebben in het Sint- Janshospitaal te Brugge, dat de zusters hun eigen zilveren kroes mede hadden, bij hun intrede of profes, ofwel ook nog dat zij bij de eene of andere gelegenheid een zilveren kroes ten geschenke kregen. Zo kreeg Zuster Marie Ysenbaert, die in 't klooster getreden was in 1520, een gift van haar ouders van 5 ponden groten ‘beleit int maken van 3 Silver Croesen’. Enkele oude drinkkroezen zijn nog bewaard en nog voort bestaat de gewoonte dat de intredende zuster bij haar uitzet een zilveren kroes heeft of er een krijgt bij haar profes. Enige van die kroezen willen we hier nader onderzoeken en bespreken. De oudste drinkkroes in het hospitaal bewaard is van 1632. Hij draagt het opschrift S.M.I. 1632. Aan wie hij behoord heeft, is niet gemakkelijk uit te | |
[pagina 194]
| |
maken daar die initialen op meer dan één zuster uit dien tijd kunnen passen. Het is ofwel de kroes van ‘Suster Marie Ionnaert’ ingekomen in 1598 en overleden in 1640, ofwel ‘Suster Marie d'Irlandaise’ heeft hem gebruikt; deze kwam binnen in het Sint Janshospitaal in 1610. Naar de stempels uitwijzen, werd hij gemaakt door François Canneel, een Brugse zilversmid. Drie stempels zijn nog tamelijk goed te onderscheiden: de grote gekroonde leeuwenkop en de gothische gekroonde b van het Brugse gild, alsook de naamstempel van CanneelGa naar voetnoot(1). Die stempel is te vinden op de plaat, in het Gruuthuuse Museum; verso 2e kolom, de 17e. De Dekenletter is uitgesleten. Een andere kroes draagt het opschrift ‘Suster Marie Anne Fatou anno 1708’. Zij was uit Izegem, trad in 't klooster den 30 Juli 1694, werd gekleed 9 September 1696, geprofest 10 September 1697, overleed 6 November 1759, oud 88 jaar. Van de vier stempels is er maar één meer zichtbaar, namelijk de Dekenletter W die overeenkomt met het dienstjaar 1709-1711. Zij heeft dus dien kroes gekregen 11 jaar na haar profes. Een schoon ziekendrinkbekertje van 1714 is ook nog bewaard. Het draagt de letters S.P.M. 1714. Een van de twee medaillons, die de H. Petronilla voorstelt, laat toe de zuster te vereenzelvigen: ‘Suster Petronilla Maes’ heeft dit ziekenbekertje gekregen. Zij was van een Brugse familie, trad in 't klooster in 1685, overleed er 19 October 1739, was 28 jaar PrioresseGa naar voetnoot(2). Vier stempels zijn bewaard, doch die van den zilversmid is half uitgesleten en laat maar een kleine hoofdletter b meer zien, terwijl hetgene links stond | |
[pagina 195]
| |
niet meer leesbaar is. Twee andere zijn van het Brugse gild; de laatste is de dekenletter B voor het dienstjaar 1715-16. Het is dus enkele jaren na haar aanstelling als Overste dat zij in bezit gekomen is van dien drinkbeker. Ziekenbekertje van Z. Petronilla Maes. 1714.
Tot nog toe ontmoetten we geen opschriften in verzen op de kroezen. De oudste die er een heeft is de kroes van ‘Suster Marie De Smidt’ van het jaar 1737Ga naar voetnoot(1): Den Heer geeft my stercte en gracie
In liden en tribulatie.
Het overlijdensregister zegt dat zij uit Brugge was, in 't klooster kwam in 1696 en overleed 29 Augustus 1741; verongelukt op een wagen en dood naar huis gebracht. In een aantekenboekje van een Zuster uit dien tijd vind ik het relaas van het ongeluk: ‘Op den 29 Augustus 1741 zyn wy ghereden naer onse Vrauwe in het boomken, smorgens te thien en alf lans de vaert van Oostende, ende neder kommende vanden dick is het perd ghevallen, daer Andries Braecke op sat, ende het wiel commende op het pert, heeft hem willen oprechten ende den baecwaegen | |
[pagina 196]
| |
is omghevallen tot onse groote droefheid, waer van eenige ghequest waeren ende Suster Mary de Smidt een alf ure daer naer ghestorven is in den selven waegen, soo wy menden naer huys te commen. Ende men heeft het doodt lichaem ghestelt in de steene kaemer alde raeme, waer naer den eerw. heer pastor die oock daer present gheweest was, gegaen is naer den bisschop om de saecke te kennen te geven; opden selven avont heeft men raport laeten doen aen den heer greffier vande kaemer, denwelcken sanderdacs is ghekomme om infermatie te doen met heere scheepenen; waernaer raport is ghedaen aen den Colige; waernaer sy is aenscauwt ende begraeven. In vrede moet sy rusten’.Ga naar voetnoot(1) Suster Clara Vervaecke kreeg haar kroes bij haar zilveren jubileum. Zij was den 11 April 1710 in 't klooster getreden, den 8 Mei 1713 geprofest; zij overleed 8 Mei 1760. Haar kroes dagtekent van 1738; hij draagt de beeltenis van haar patrones, de H. Clara, met monstrans in de hand en daarrond is het schone versje geschreven: En drinckt niet om de smake
Suster Clara Vervaecke 1738.
Die kroes werd gemaakt door den Bru gsen zilversmid Maarten LoggheGa naar voetnoot(2) in het dienstjaar 1738-39, volgens den Dekenletter W. De kroes van Suster Eleonora Verbeke draagt het opschrift: H. Augustinus B.V.O. 1743
De liefde tot Godt doet al quaet breken
Suster Eleonora Verbeke.
Zij was geboren te Brugge, trad in 't klooster in 1732 en overleed er 12 Januari 1786, 73 jaar oud, | |
[pagina 197]
| |
waarvan 54 jaar in 't klooster. Haar kroes draagt de vier stempels; twee van het Brugse gild, een ander I.P. gekroond: de zilversmid Joannes Petyt. De Dekenletter is uitgesleten. Dit zijn de oudste kroezen, die bewaard zijn. Ongetwijfeld zijn er veel verdwenen in den Fransen TijdNegatief A.C.L.
Stempels op de zilveren kroes van Zuster Clara Vervaecke. 1738. en ook enkele versleten. Maar het grootste deel zijn van jongeren datum. Het zou ons te ver brengen al de overige nog te beschrijven. Ik wil enkel een greep doen uit degene van 't begin van de jaren 1800 en dan voor de jongste enkel de schoonste rijmen vermelden. De kroes van ‘Suster Anna Cuvelly’ is van 1820 en draagt in medaillon haar patrones met het volgend opschrift: ‘Die uyt desen Croes drinckt, bid voor my niet sonder stryd’. Zuster Anna was uit Brugge, trad in 't klooster in 1779 en overleed 21 December 1833 in den ouderdom van 76 jaar, 54 van religie en 5 Jubileum. Zij was 18 jaar ‘Costerinne’Ga naar voetnoot(1) Met den kroes van Zuster Benedicta De Smit raken we een fijne anecdote uit de Brugse geschiedenis. Haar kroes met het jaartal 1820 heeft ook een medaillon | |
[pagina 198]
| |
met den H. Benedictus en de bekende rijmspreuk: ‘Naer lyden Comt verblyden’. Zuster Benedicta De Smit was uit Brugge, in 't hospitaal ingekomen in 1780 en er overleden in 1823. Lang heeft ze haar beker niet gebruikt; ze was 65 jaar oud en ‘Apothekeresse’.Ga naar voetnoot(1) Het was aan haar dat de Franse commissaris Descamps in 1794 kwam vragen naar de ‘Chasse’. Zij hield zich kranig en zeide: ‘Maar, citoyen, een ‘chasse’? dat en hebben wij niet.’ Als hij weg was, hebben ze seffens de Rijve van Sinte Ursula in verzekerde bewaring gebracht. Zo heeft zij Memling's werk gered.Ga naar voetnoot(2) Zij zelf werd geschilderd: dat mocht wel voor iemand die zulk een schilderwerk gered heeft! Haar portret is nog bewaard. Zuster Brigitta Mussche uit Assenede trad in het klooster in 1793 en overleed er 31 Augustus 1853. Zij was er 37 jaar ‘Dispensierige’ en haar kroes, die dagtekent van 1830, draagt een medaillon van de H. Brigitta en een medaillon met allerlei keukengerief en het opschrift ‘Dispensierige’. Als zodanig had zij natuurlijk veel werk. Het versje op haar kroes leert ons ook hoe zij haar arbeid verdienstelijk maakte: Laet uwen arbeyd, zorg en pyn
Voor alles tot Gods glorie zyn.
De kroes van Zuster Francisca Van Becelare is van 1831. Zij was geboortig van Luik, kwam in Sint-Janshospitaal 31 Mei 1799. Haar kroes draagt het medaillon van den H. Franciscus van Assisi en een tweede medaillon met mortier pilon en spuit: zij was immers 24 jaar ‘Apothekeresse’. Zij wist wel wat gedaan met haar tijd en het versje op haar kroes past eveneens wonderwel: 't Leven is kort, de tyd loopt snel,
Daerom gebruykt uw daegen wel.
| |
[pagina 199]
| |
In 1832 kreeg Zuster Xaveria Van Haecke haar kroes. Zij was uit een Brugse familie geboren in 1786, trad in 't klooster 13 Maart 1807, werd gekleed 25 Juli 1809, geprofest 31 Juli 1810 en overleed 17 December 1864. Haar kroes draagt een medaillon met haar beschermheilige: St Franciscus Xaverius en het versje: De liefde is 't hoogste lot
Wie in de liefde blijft
Blijft eeuwiglijk in God.
Negatief A.C.L.
Zilveren kroes van Z. Brigitta Mussche. 1830. Zuster Justine Vanderplancke uit Desselgem kreeg haar drinkkroes bij haar kleding in 1837, Zij was 31 Juli 1835 binnengekomen en 12 Juni 1838 geprofest. De kroes draagt een medaillon met de H. Justina en het versje in de spelling van dien tijd: Eerd uwen regel, mind de deugd
Zoo heb g'hier en hiernamaels vreugd.
De kroes van Zuster Teresia Willaert uit Hooglede werd haar gegeven bij haar profes op 20 Juni 1843. Hij heeft een medaillon met haar patrones, de H. Teresia, en de gekende spreuk van de grote Carmelietes: ‘Of lijden of sterven’. Het versje is ook Teresiaans | |
[pagina 200]
| |
Dat Jezus' liefde uw hert bewoon
En vlekkelooze deugd bekroon.
Zuster Teresia was 16 jaar Overste. De statuten van het Hospitaal zeggen: ‘Wij ordonneeren dat er een Overste zal wezen.... die naar oude Costume genaamd zal wezen Prioresse of Vrouwe’. Tot in 1826 werd de naam Prioresse bewaard in de registers: sedertdien wordt ze genoemd ‘Overste’ en tot op den dag van heden wordt ze aangesproken met den naam: Mevrouw. Van de overige kroezen geven we, zonder levensbeschrijving, enkel de liefste rijmen op: Zuster Seraphine Ottevaere, 1842; met medaillon van haar patroon: Doet al u werken voor Godts min
Met een goed hert en blyden zin.
Zuster Coleta Verstraete, 1865; medaillon met haar patrones: Hy heeft het al die Jesus heeft
Die in Hem blyft en in Hem leeft.
Zuster Constantia Vincke, 1868; medaillon van de H. Constantia: Weest Jezus mynen troost in pyn
Die naermaels mynen troost zult zyn.
Zuster Elisabeth Mullie, 1868; medaillon H. Elisabeth: Laat ons leven zonder klagen
Willen wij aan God behagen.
Zuster Marie De Vos, 1868; medaillon O.L. Vrouw: Die Jesus eens heeft wel gesmaekt
Noyt meer naer eenig schepsel haekt.
Nog enige van de allerlaatste, waarin gezinspeeld wordt op de naam of op daden van hun patroonheilige: Zuster Damiana, 1930: Gods goedheid schiep het wonder kruid,
Wij trekken er genezing uit.
Zuster Donatiana, 1930: Patroon van Brugsche gouw en stede,
In 't herte mijn zend ook Gods vrede.
Zuster Raphaël, 1931: Raphaël, Gods medicijn,
Tracht uw name
Wel bekwame
Ook een Raphaël te zijn.
| |
[pagina 201]
| |
Zuster Bernadette, 1931: Elk Bernadetje, elk simpel kind,
Wordt door Maria teer bemind.
Zuster Mechtilde, 1932: Wees rein en rust aan Jezus' borst,
Die drinkt van Hem heeft nooit meer dorst.
Negatief A. C L
Beker van Z. Elisabeth Rouffelet. 1619. Zuster Columba, 1932: Duifjes simpel, lief en rein,
Jezus' beste vriendjes zijn
Zuster Scholastica, 1932: Bid, gebied, betrouw met kracht,
De hemelen buigen voor uw macht.
Zuster Jean-Baptiste, 1932: Word van geen tel, ja gansch verdwijn,
Dat Jezus groot in u zou zijn
Zuster Beatrijs, 1933: Voor and'ren 't leven vreugdig maken,
Vraagt veel en vrome zelfverzaken.
| |
[pagina 202]
| |
En de twee laatste: Zuster Catherine, 1938: Brengt gij de zon in 's naasten leven,
Zij zal op u haar weerschijn geven.
Zuster Clemence, 1940: Met dulden en minnen
Is 't meest te winnen.
Nu blijft nog over de schoonste kroes, namelijk de vriendschaps- of erebeker die men kan bezien in het Memling Museum. Duclos in ‘Bruges - Histoire et Souvenirs’ geeft er een afbeelding van op blz 403. Hij is 0,335 m. hoog en gemaakt volgens de oude erebekers, met deksel en beker. Boven op het deksel staat het beeldje van den H. Joannes de Dooper, eerste patroon van het hospitaal. Op de kom van den beker zijn drie medaillons gegraveerd: de H. Augustinus, waarvan de zusters den Regel volgen, de H. Joannes Evangelist, de tweede patroon, en de H. Elisabeth, de patrones van de zuster. Binnen in 't deksel is er een opschrift: S.E.R. 1619. d.i. Suster Elisabeth Rouffelet 1619. Zij trad in't klooster in 1577 en overleed 14 Maart 1630, 73 jaar oud; zij was 14 jaar Overste. Het is dus 3 jaar na haar aanstelling als Overste dat zij den beker gekregen heeft. Boven op de kom van den beker staan de vier stempels geslagen: D J C met kroon er boven, d.i. Jacques De Cantere, Brugs zilversmid geworden in 1617;Ga naar voetnoot(1) de twee stempels van het Brugse zilversmedengild, nl. de gekroonde leeuwenkop en de gekroonde gothische b; de Dekenleter is de kleine gothische ‘l’ die overeenstemt met het dienstjaar 1618-19. Jacques De Cantere is een gekende Brugse zilversmid, die voor het hospitaal schoon werk gemaakt heeft, o.m. de cylindrische reliekhouder van de H. Apollonia | |
[pagina 203]
| |
in 1619-20 en de cylinder met relikwieën van meerdere heiligen ook in 1619-20. Hij maakte ook de grote monstrans van Nieuwpoort in 1620-21. Deze beker werd vroeger gebruikt bij de aanstelling van een nieuwe Overste. De zusters hebben in 1889 van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen de toelating gekregen om hem te gebruiken bij grote omstandigheden of bijzondere plechtigheden, als er door de Overste een aanvraag zal gedaan wordenGa naar voetnoot(1). Na al die kroezen en bekers en de vele die nog overgeslagen zijn, moeten we 't versje onthouden op den kroes van Zuster Stanislas (1921): Hij die wil gelukkig zijn,
Doet steeds water in zijn wijn.
C. Denorme |
|