| |
Mengelmaren
Een woelig pestlijder te Nieuwpoort. 1609
Lucas Taghet van Nieuwpoort was door de wetheren van zijn stad reeds tweemaal, in 1598 en 1602, veroordeeld geworden tot ‘honorable amonden’ wegens allerlei ‘quaede wercken ende delicten’. In 1609 moeten de wetheren vaststellen dat Lucas ‘daghelycks van lancx te meer’ volhardt in zijn ‘boos ende onghereghelt leven... houdende uproerighe propoosten ende maeckende beroerten ghenouch snachs ende ten ontyde’. Hij had een zekere Cathelyne Helle, weduwe van Jan Muelenbreker, lastig gevallen en Andries Durlen, die bij deze vrouw inwoonde, gekwetst. Daarna was Lucas door de pest aangetast. Het vonnis van 1609 beschrijft als volgt zijn ergerlijk gedrag als pestlijder: ‘Daerenboven hebt u noch vervoordert ghedurende uwe infectie ofte contagieuse ziecte te slaenen met u widt roedeken (kenteken van den besmette) den persoon van Maeyken Nates, huusvrauwe in heur leven van Jan van Hessem, haer grootelix iniurierende ende verbaesende voor haer eyghen huuse, occasie wezende ghenouch van haer te doen cryghen de zelve lastighe ende smettende ziecte, danof God Almachtich eenen yeghelic beschermen wille’. Een ander pestlijder, Jan van Clichove, had alsdan ‘zyne hutte ter cause van zynder infectie up het Casteellant’. Da onverbeterlijke Lucas had de ‘sarge’ van dezen zieken man weggenomen, onder het uitbrengen van ‘quaede proposten tot nadeele ende lasterynghe van goede ende eerbaren wethouderen’.
Het vonnis van 6 November 1609 bedroeg een uur schavot op de markt ‘ghebonden zynde, handen ende voeten besteken te worden met scherpe roeden’. Daarenboven de verbanning uit het graafschap voor zes jaar, te beginnen na de verbanning van tien jaar tegen Lucas door den Raad van Vlaanderen enkele maanden te voren uitgesproken. - Sententie Bouck van Nieuwpoort 1606 - 1623, f. 37-38.
V.
| |
| |
| |
Eentje Van Pastoor Vanhaecke
Bij 't lezen van ‘Pastoor Desiderius Van Acker’ in het vorig nummer, schiet mij een echt gebeurde ‘historie’ te binnen van Pastoor Vanhaecke.
Op zekeren dag moest E.H. Rafaël Van Eeckhoutte (overleden te Roeselare 9 Jan. 1944), die toen seminarist was te Brugge, Vanhaecke's mis dienen. In de sacristie, na de mis, zei Vanhaecke:
- Hoe is uw voornaam?
- Rafaël.
- Hebt gij een relikwie van uwen heiligen patroon?
- Neen...?
- Wel, ge zult moeten wachten totdat hij muit.
D. Cr. Roeselare
| |
Gewijd Geld
Bij een trouw in de kerk alhier legde de bruidegom naast de trouwringen in de ‘teele’ een vijffrankstuk om mede gewijd te worden, en stak het na de wijding weigerlijk weg.
Wie weet er daar meer over te vertellen?
L.V. Ichtegem
| |
De dood buiten dragen
Bij een sterfbed vond ik aan het hoofdeinde een emmer water staan. Toen de vrouw overleden was, moest de emmer rap buiten en uitgegoten, anders ware de dood in huis gebleven: immers de laatste adem van de vrouw was op het water gevallen.
L.V. Ichtegem
| |
Was 't zwijntje bedorven?
Marie was gestorven en Oscartje, die in 't zelfde kotje huizenierde, had juiste 'n zwijntje geslacht. 't Zat lelijk in de put en 't kwam het afgetrapt naar 't geestelijk.
‘Meneer... zoude't waar ziju dat mijn zwijntje bedorven is omdat Marietje van de nacht subiet gestorven is?’
- ‘Oscartje jongen, luistert, als je gij d'r nie durft van eten, bringt gij maar da' zwijntje naar hier, 'k zal d'er 'k ik wel voor zorgen’.
Moet ik zeggen dat de raadsman de gelegenheid niet gekregen heeft om er van te proeven.
L.V. Ichtegem
| |
Oude zerksteen uit 1398
Hierboven blz. 119 werd reeds gewag gemaakt van de oude graftombe van Jan van Halewijn en Janne van der Burcht, die onlangs te Gits teruggevonden werd.
| |
| |
Ik ben blij zelf reeds een paar bijzonderheden te kunnen meedelen over deze twee personen en wel uit het archief der familie van der Burcht:
Pieter van der Burcht huwde rond 1310 met Maria van Kortrijk of ‘de Courtroisin’ (op zilver 4 kepers van keel). Hij stierf te Jerusalem de 15 Maart 1368, werd gebalsemd en overgebracht naar St. Rijkers, waar hij begraven werd in den grafkelder van zijn voorvaderen. Uit dit huwelijk sproten 7 kinderen, waarvan het jongste een meisje was, Janne, die huwde met Jan van Hallewijn, heer van Honelede, zoon van Margriet van Gruuthuyse. Zij stierf den 12 Oogst 1398, en haar echtgenoot den 1 Lauwmaand 1398.’
Hier moet ik echter een paar vragen stellen:
1) | Bij E. Dhondt-de Waepenaert, Quartiers généalogiques des Familles flamandes (Brugge, 1871) wordt op blz. 71 deze Pieter van der Burch vermeld, doch hier sterft hij in 1365, en zijn moeder Maria de Courtroisin, heeft als wapenschild: op een veld van goud 5 kepers van keel. |
2) | Volgens bovenstaande tekst sterft de vrouw op 12 Oogst, de man op 1 Lauwe; in den tekst bij Bethune is het juist omgekeerd. |
3) | Ik heb ‘St Ricquiers’ verstaan voor St Rijkers in Veurne-Ambacht, waar het Romaanse kerkje in 1812 gesloopt werd, en niet voor St Rikiers aan de Somme. Zijn er wellicht lezers van Biekorf, die weten of er in St Rijkers nog monumenten overblijven van de familie van der Burcht? |
4) | Hoe kwam Jan van Halewijn in het bezit van de heerlijkheid Onlede? In 1388 vinden we een ‘Catelyne van Hoonlede’ en in 1509-17 ‘Joncker Jan van Vlanderen, here van Honnelede’. We weten niet hoe de familie van Halewijn in het bezit van de heerlijkheid kwam. |
Wellicht mogen we hierop een antwoord verwachten. Er bestaat nog een zeer oud geschilderd tweeluik in hout, dat deze beide personen voorstelt.
R.V.O. Gits.
| |
Toveressespuug
Van ten uitkomentijde tot in 't achterjaar (najaar) gebeurt het niet zelden dat men in de oksels van struiken en planten een soort wit schuim bemerkt. Dit schuim komt voort van de vloeibare uitwerpsels van een diertje in het ndl. Schuimbeestje genaamd, lat. Aphrophora Spumaria of Ceropis Spumaria.
Te Stavele en omliggende heet dat in de volkstaal ‘Toveressespuug’. Elders in 't Vlaamse Land ook nog ‘Koekoek
| |
| |
spog’. De fr. volksbenaming Crachat de Coucou is er de letterlijke vertaling van.
Vermoedelijk hebben deze volkse benamingen hun ontstaan te danken aan een volksgeloof van vroeger.
A.B. Stavele
De Bo heeft voor Westvl. alleen Koekoetspuige, Koekoekspuig opgetekend; ndl. Kikkerspog.
De Cock (Spreekwoorden: Volksgeloof I, blz. 20 en 126) beschrijft het kindergeloof: dat schuim is het speeksel van den koekoek. Vgl. Teirlinck, Zuidoostvl. Id. die het schuimbeestje vereenzelvigt met de Ptyelus spumarius L.
Stavele staat met zijn Toveressespuug niet alleen: in Noord-Nederland komt de naam Heksenspeeksel voor en in het Groothertogdom Luxemburg: Crachat de sorcière (De Cock). Waar in Westvl. hoort men nog Toveressespuug?
Eigenaardig is de verwarring opgegeven in Loquela waar Koekoekspeeksel (gehoord te Oudenaarde) staat voor Kraaisnot (fr. gomme de prunier, de cerisier); elders: Koekoeksnot, Koekoeksnotte (Schuermans).
V.
| |
Engelse Club te Brugge. 1814
In 1814 bestond er te Brugge een ‘English Society of Emulation’. Het was een club of ‘Estaminet’ die zijn lokaal (Assembly-room) had in ‘Den Hollander’ op de Huidevettersplaats. De leden betoonden zo weinig ijver dat, op 1 Juli 1814, een buitengewone vergadering de volgende beslissing nam om de Society van den dreigenden ondergang te redden: drie leden moesten om de beurt op de gewone vergaderingen aanwezig zijn, zoniet verbeurden zij 50 cent wanneer zij na 6 uur kwamen, 1 frank na 7 uur en 1,50 frank na 8 uur. Een keurig gedrukt briefje - waarvan ik een exemplaar in een private verzameling aantrof - werd voortaan aan de leden rondgezonden met aanduiding van den verplichtenden dag en de namen van hun twee partners. Is de Society de crisis te boven gekomen? Hoe lang bestond ze reeds vóór 1814? Blijkbaar was het iets meer dan een eenvoudige vreemdelingenclub: welke gemeenschappelijke idealen zouden de Brugse Pickwickians hebben nagestreefd?
V.
| |
Rond den brand te Westrozebeke - Hierboven blz. 120
In 1895 waren pastoor Samper en kapelaan Stamper inderdaad te zamen te Westrozebeke. Bij de inhaling in 1894 van pastoor Samper (Achiel; geboortig van Loo, 1837; gestorven als pastoor van Ruiselede in 1910) had een dichtlievende parochiaan den volgenden welkomgroet uitgehangen:
| |
| |
't Geluk is waarlijk met ons mee:
Wij krijgen Stamper zonder t.
Want met twee Stampers in een reke,
't Ware al in gruis in Rozebeke.
Kapelaan Stamper (Hector; geboren te Zonnebeke, 1856) werd pastoor te Zuienkerke in 1908 en is gestorven te Westrozebeke in 1937.
B.
| |
Beveren tegen Roeselare
Ze kommen no Beveren om van hundre... te maken. - Vgl. Biekorf 1947, blz. 96.
Rond 1875 zong men ook:
| |
Peerd en Ezel in kinderrijmen
Peerd
Moeder met een kind op den knie zingt:
Naar IJpre om een steerdegie
Djikke, djakke, thuizewaart.
Roeselare. - Vgl. Biekorf 1946, blz. 15 en De Cock-Teirlinck, Kinderspel, IV, blz. 308.
| |
Ezel
Vroeger zong men ook te Roeselare het aftelrijmke:
Zijn ooren zijn zoo lang;
Wuk gaan w'hem geven t'etene
Voor heel zijn leven lang?
Hooi, strooi, peerdelamooi,
Meisje, wilje daaraf gaan,
Mijn karre kan niet verder gaan,
Ju! ju! de karre gaat voort!
Wie kent er de betekenis van peerdelamooi?
D. Cr.
|
|