Biekorf. Jaargang 49
(1948)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
De strijd tegen de zee in het Yserbekken
| |
[pagina 229]
| |
meester ende Lanthoudere vande commune, ende dheer Le Majeur, raet griffier van vierschaere, over by hun op den 19n ende 20n der maent september 1749 gevachiert te hebben langst den veurenambachtschen dyck ten einde te examineeren offer eenige periculeuse plaetsen waeren de welcke voor den winter mosteden vermaeckt worden...’ ‘Betaelt aen Pieter van de Walle over op den 18-19-20 en 21 December 1753 geweest te hebben op den veurnambachtschen dyck omtrent het foort de Knocke alwaer eene breucke menasseerde indien niet tydelyck en hadde voorzien geweest...’ - ‘Aen Pieter van de Walle, baes timmerman binnen Veurne, over op den 6n ende 7n April 1749 geweest te hebben met d'heeren commissarissen ande generale visitte om aftemeten de gebreken vanden dyck inbegrepen synen aerbeyt int accomodeeren de cogge gediend hebbende tot de selve visitte...’ Men vervaardigde ook dammen voorzien van houten pijlen om overstroomingen te beletten: 1757. ‘Betaelt aen Pieter de Gans over op het order van den heer Lanthouder gelevert te hebben den nombre van een hondert gewaeterde plantsoenen tot maecken van Dammen jeghens d'ynondatie...’ Ook houten afsluitingen werden aangewend in geval dat een sluis in slechten staat verkeerde. Deze afsluitingen waren gemakkelijk om plaatsen, en konden ook, in geval van groote regens, gemakkelijk weggenomen worden. Zij worden heden nog gebruikt in droge zomers om het indringen te beletten van het zoutewater in de kleine vaarten en grachten. Tegenwoordig bouwt men twee muren tegen de twee oevers van de vaart, rechtover malkander, en twee in het midden van de vaart, om zoo drie afsluitingen te kunnen vormen voor de geheele breedte. Deze muren zijn voorzien van geulen, waarin men balken kan schuiven, de eene op de andere. Ieder afsluiting is dubbel, zoodat er eigentlijk zes zijn in het geheel, op twee rijen geplaatst. Men noemde vroeger deze afsluitingen dammen. 1757. ‘Betaelt aen Pieter de Wachter, slootmaecker binnen dese stadt, over door order vanden heer Lanthouder, ghemaeckt ende gelevert te hebben diversche yseren bouten, scheirsen ende haecken geemployeert aen den dam inden Coolhofvaert jeghens d'innondatie...’ | |
[pagina 230]
| |
‘Aen Pieter Maziere over de leverynghe van diversche eeclcen pylen, vier schofpylen, houtten hanckers, lysten ende schofplancken dienende inden selven dam...’ ‘Aen Pieter vande Walle over gemaeckt te hebben den dam inden Coolhofvaert met verleggen den barm tot ophouden de silte waeteren in cas van jnondatie...’ Dit alles bewijst dat de sluizen, blootgesteld aan de getijstroomen, soms konden ten deele of geheel wegspoelen. Dit is gebeurd o.m. te Nieuwpoort, in 1665, met het Lekesas, dat stond rechtover het Oude Veurnesas, tusschen Nieupoort en de zee, volgens het archief van Vladsloo-Ambacht: ‘De selve sluyse, soo hier vooren meermaels is te kennen gegeven, op den 5 December, door een nooyt gehoorden ende noyt gesienen sprynkvloedt ende wind, weg gevloeyt ende ingestort, zoo danig dat de wateringen van Vladsloo, Camerlynckx, Ghistel ende Zevecote houck by naer gheel gheynnundeert zyn geworden.’ Dit was nochtans reeds een sluis met vier afsluitingen, volgens de beschrijving die volgt: ‘De zelve sluyse heeft gehadt dry kamers, te weten, een verschen camer, tusschen 't schof ende 't slag gebindt, een donker kamer, tusschen beede de slag gebinden, ende een soutte camer, tusschen 't slag ende soutte schof gebindt, met rechte ende schillewe gebinden, soo in de versche als in de soutte, tusschen de gebinden.’ Maar deze sluizen waren nog geheel uit hout vervaardigd, en konden dus den weerstand niet bezitten van onze moderne sluizen, met hun dikke en zware muren in steen gebouwd: alleen de verlaten en de deuren zijn nu nog in hout. Veel oude dijken, die trapsgewijze de monding van den Yser ingepolderd hebben, zijn nu nog rond Nieupoort bewaard. Dit zijn inpalmingsdijken geweest, die voor gevolg hadden dat de Yser meer en meer ingesloten werd om eindelijk tusschen twee gelijkloopende dijken te vloeien. Tusschen de zee en Nieuwendamme waren deze dijken blootgesteld aan de getijstroomen, waarvan de drukking toenam naarmate ze dichter van elkander lagen. Vandaar de menigvuldige breuken langs deze dijken. | |
[pagina 231]
| |
West van Nieupoort hebben wij als oude inpalmingsdijk, de nu genaamde Groenendijk, vroeger genaamd dijk van Jan van Belle, en meer west, dijk van Jan van Namen, gelegen tusschen Nieupoort en Oostduinkerke, maar thans bijna geheel verdwenen. Hij werd gemaakt tusschen 1280 en 1311. (Archief van Nieupoort). Oost van Nieupoort vinden wij nog talrijke oude dijken. Een weinig west van Nieuwendamme was er vroeger een dijk gemaakt vóór 't jaar 1200, tusschen den Yser en de binnenduinen van Westende; nu nog de uitweg zijnde van de hofstede Ronse. Hij begrensde ten oosten den Breemuyle-polder. West van de Groote Bamburg is de Boterdijk, gemaakt rond 't jaar 1200, en die vroeger lag tusschen den Yser en de binnenduinen van Lombardie. Het gedeelte dat nu nog bewaard is, ligt tusschen deze duinen en de vaart van Plasschendaele. Nog meer west ligt de dijk van Lombardie, gemaakt vóór 1276. Ten oosten ligt de Speelmanspolder (behoorde aan de Abdij van Oudenburg) ten westen de Cayepolder; en tegen den Yser, Diederic Volkravenspolder, later Sint-Arnoldspolder (1725). Van bij de oude Lekesluis tot aan Lombardie, nog een oude dijk gemaakt in 1276, gelegen ten westen en ten noorden van den Cayepolder. Noord van dezen dijk ligt de groote Hem (behoorende aan de Abdij van Oudenburg), een soort zandachtige polder, gevormd tusschen de duinen van Lombardie, uit de viie eeuw, en deze langs de zee gelegen, in de xive eeuw ontstaan in de monding van den Yser. Ten noorden van den Ouden Yser, (nu Kreek van Nieuwendamme) ligt Sint-Maximiliaenspolder of Vette Polder; meer oost, St Jans- of Moreelpolder. Ten zuiden van den Ouden Yser ligt de Papenpolder (poldre des Moisnes, 1448) tegen de haven langs den oostkant; er stond een huis op genaamd Moneken huus, dat behoorde aan de Abdij van Duinen (1550). De dijk van dezen polder is reeds vermeld in 1275, in een brief van gravin Margareta, onder den naam van Utdiic monachorum (Cart. Dun,) of Buitendijk der Mon- | |
[pagina 232]
| |
niken. Meer oost de polder het Hemmekin van 1272, nu Groeningpolder. De dijk die ligt in deze polder was genaamd de Groenendijk. Meer zuid, de Gravedijk, vermeld in 1272, en later genaamd dijk van Broekburg en Sint-Joorisdijk, nu de steenweg van Nieupoort naar St-Jooris. Dicht van Sint-Jooris ligt er een dijk in noordelijke richting: 't is de dijk van Nieuwlandekin of Abdessedijk, van 1272 (behoorde aan de Vrouwenabdij van Broekburg). Deze dijk wordt nu genaamd de Kruisdijk. Eindelijk ten oosten ligt de Groot Noord-Nieuwlandpolder (Nieuwlandekin in 1272). Al deze dijken toonen hoe de breede monding van den Yser trapsgewijze ingedijkt werd, terwijl uitgestrekte vette weiden en zaailanden veroverd werden op de zee.Ga naar voetnoot(1) Coxyde 1948 K. Loppens |
|