dat zij oorspronkelijk in verband stond met de kreken van den IJzer en dus ook nu nog gevoelig is aan ebbe en vloed van de zee. Zekeren Kerstnacht (welk jaar?) heeft men de stormklok geluid te Vladsloo en alleman liep naar den dijk om het water te weren. Zoo liet 'k mij vroeger vertellen. Er stond of staat nog een dank-kapelleke ter eere van Sint Joseph op de baan naar Vladsloo: verder was het water niet gekomen. Men ziet: de Beuterdijk had zijn reden van bestaan.
Van waar komt eigenlijk zijn naam? Ik lees daarover bij A.R. Van den Bussche (Beerst. Geschiedkundige Aanteekeningen): ‘Langs dezen dijk is het dat de landbouwers van Vladsloo, Bovekerke, Wercken en van verder nog, de mande op den rug gesingeld, met hunne boter naar Diksmuide trokken. De zwaarste manden en de ‘slechtste voetgangers’ namen echter het marktschip aan Einsdijk (de Flou teekent aan: Hondsdijk) te Vladsloo om de kostelijke waar ter bestemming te brengen.’ Dit verkeer behoort natuurlijk al lang tot het verleden.
Naar het blijkt komt het nu maar zelden meer voor dat iemand, komende van Diksmuide (ik bedoel van de wijk de Keizer van Beerst), nog verder zou wandelen dan tot aan de ‘Drie Musschen’. En dit wegens de vele afsperringen en het vee dat nu op den dijk graast. Vroeger was de dijk de aangenaamste weg van Diksmuide naar Vladsloo. Vooral in den zomer. In den hooitijd lag daar in de meerschen een weelde van hoppers onder de blakende zon, en de warme lucht was zwaar van honing- en balsemgeur.
Als men nu langs den dijk wandelt, moet men de bloedige gevechten van den IJzerslag vergeten die zich daar, in deze weiden, in 1914 afspeelden. Men moet vergeten - bij wijze van spreken! - dat Diksmuide, Beerst, Vladsloo, Eesen niet meer bestaan, tenzij alleen heropgebouwd. Men moet aannemen dat er niets gebeurd is: het heele perspectief van deze Krekebeekoevers is nog steeds hetzelfde. De uitgestrekte weiden vloeien naar den horizon in breede schoonheid. Rechts ziet men in de verte den massieven toren van Eesen, een klomp van macht, vuurbaken der oude zee-havens van de IJzergolf, een door Gezelle en Verhaeren ongeschreven poëma. Links het romantisch torentje van Vladsloo, een idylle op den zoom van een verlaten groene zee.
Maar over die zee moet ik u nader zeggen, dat ze mij verleden zomer eerder voorkwam als een reusachtig groen tapijt, echter bestikt met een astronomisch aantal gouden beuterbloempjes en, er tusschenin, de schakeering van nog fijner