Biekorf. Jaargang 48
(1947)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
[Nummer 4]
Rond stede ende parke van Male.
| |
[pagina 74]
| |
In de vorige eeuw werd dit gedeelte gebruikt als afleidingsvaart voor de wateren van Zuid-Brugge.Ga naar voetnoot(1) Van hieruit overschouwen we den ganschen ‘Brugschen hoek’, meestal hoveniersland en weinig of niet bebouwd. De ‘Sauvegarde buyten de Cruyspoorte’ moest de vruchten en het kanthout bewaken tegen de roofzucht van het arme stadsvolk. Links van u, over de buitenvesting, stond het ‘Pilatus huyseken’, ook nog ‘Ons Heeren huysekin’, op den hoek van de dreve naar 't ‘Blaeuw huys’Ga naar voetnoot(2) Wat dieper het hoveniersland in lagen de uitgestrekte gebouwen van het 14e-eeuwsch Kartuizerklooster, genaamd ‘Dal van Gratiën’ met het St. Eudrops Kapelletje. Daaraan paalde een oud gekend kasteelgoed ‘Het Blaeuw huys’.Ga naar voetnoot(3) Binnen deze kloostermuren kwam de geestelijkheid eventjes uitblazen en zich verfrisschen halfwege den grooten ommegang van het H. Bloed. Tijdens de godsdienstberoerten van de 16e eeuw gingen de monniken een schuiloord zoeken in het klooster van St. Obrecht in de Langestraat. Een afgesleten zerksteen is nog de eenige herinnering aan het eens zoo bloeiend klooster.Ga naar voetnoot(4) Naar rechts uitkijkend was er niets dat het gezicht belemmerde. Over den Antwerpschen heerwegGa naar voetnoot(5) - | |
[pagina 75]
| |
Maalsche steenweg -, naar Ste Katelijne toe, lag een vervallen leengoed: ‘Beaupré, Beaupreit of Belprez’. Een hoeve ter plaats bleef iets van het leen in haar benaming ‘De Mote’ behouden. Nu heeft die plaatsnaam zich over den heelen hoek uitgebreid. We wandelen eenige stappen verder tot op het grondgebied van St. Kruis. Hier begint de Aardeburgsche heerweg. Omstreeks 1840 werd er een nieuwe steenweg aangelegd. Uit erkentelijkheid voor den milden steun van den heer Pieter Gerbo, grondeigenaar, werd de nieuwe brug naar hem ‘Gerbo brug’ genoemd. De herberg daar op den hoek kwam ook heel natuurlijk aan haar uithangbord ‘In den Nieuwen Steenweg’. De stad Brugge behield het plantrecht op het voetpad - of de wandeldreef - tot aan St. Kruis, en zoo genoten de Brugsche wandelaars van een heerlijk beplanten zomerweg. Dorstige kelen vielen eerst binnen ‘In den Zoeten Inval’, een oude hoeve en herberg wat innewaarts gelegen. Er voor werd in de vorige eeuw een eenvoudig villatje gebouwd, dat ze toen ‘Kasteeltje’ noemden. De eenige zijweg, verder links gelegen, was van oudsher als ‘kerkweg’ en ‘lijkweg’ gekend. Hoe hij later aan die akelige benaming van Moordenaarsstraat en Tooveressenstraat gekomen is, blijft nog een raadselGa naar voetnoot(1). Vóór den oorlog 1914-1918 werd deze straat, naar de hoekherberg, ‘de Klokstraat’ gedoopt. Nu komen we in de kom van het dorp met zijn twee druk bezochte herbergen. Zuid van den heerweg, tegenover het kerkhof, stond het oude ‘Scotters hof’ of de gilde ‘van den scotters hove ten Prooschen’ met ‘boomen, saeten, bancken, | |
[pagina 76]
| |
rollebaenen ende doelen’. De schotters kwamen de processie op H. Sakramentsdag en op den kermisdag - zijnde het feest der Kruisverheffing - ‘convoyeeren ende met roers vereeren.’Ga naar voetnoot(1) Op het einde van de 18e eeuw lag het Gildenhof met gaaipers op de achterplaats van de herberg ‘den Olifant’ tegen den kerkhofmuurGa naar voetnoot(2). Zoo werd langzamerhand het uithangbord ‘Het Gildenhuis’ geboren. Beide taveernen waren zeer goed gelegen voor drank verbruik en allerlei feestelijkheden. Geen wonder dat ze de eeuwen konden trotseeren. Alhoewel verscheidene malen herbouwd, toch bleef de kerk haar eeuwenoude ligging behouden: in 't zicht van de stad, midden het kerkhof, in de kom van het dorp. Nog geen honderd jaar zijn verloopen sedert de wijding van het huidig kerkgebouw. Langs de Schaakstraat - eertijds een kerkwegel - kwam men aan de herbergen Het Schaak, De Drie Koningen en het kasteel Velthem. In de buurt, op het Sysseelsche, draaide een koornwindmolen die, jammer genoeg, vóór enkele jaren afgebroken werdGa naar voetnoot(3). Voorbij de ronding van het kerkhof begint de Nedere Damweg of Poldersstraat, en loopt verder al kronkelend het noorden inGa naar voetnoot(4). Het commissariaat op den | |
[pagina 77]
| |
hoek was het eerste degelijk schoollokaal, door den koster-onderwijzer J. Cafmeyer in 1842 gebouwd. De kinderen speelden en ravotten hier op het open plein naast den kerkhofmuur zonder vaar noch vrees voor eenig verkeersongevalGa naar voetnoot(1). We wandelen nu verschillende oud gekende herbergen te gemoet. Met St. Kruis-kermis werden de banken in 't gras, onder de lindeboomen, geslagen. Heele zwermen Bruggelingen kwamen hier neerzitten en deden zich te goed aan een smakelijke koekeboterham, of een snede tarwebrood met boerhespe, of ook nog een kommetje ingeleide paling. De eerste op onze wandeling is De Zorge - nu Gemeentehuis. Ginder in den draai lag De Keizer, aan 't einde van een lommerrijke lindedreef; gedoken achter de haag van den Hoogen Wegel lag en ligt nog altijd De Smul. Achter St. Kruiskerk begonnen ‘de Bergen’: een hooger gelegen zandstreek tusschen heerweg en Brieversweg - zij waren de zuidergrens voor de lagere landen van de Watering van den Broek en strekten zich uit tot aan ‘Duyvelsdoorn’. De molen van de heerlijkheid van het Proossche, alsook haar gerecht, stond op de Bergen in de buurt van de herberg De KeizerGa naar voetnoot(2). Ontelbaar zijn de veroordeelden die uit de stad hierheen gevoerd werden en terechtgesteld ‘by justicije metten brande des viers, metten zweerde, ofte up een wijel ghestelt, up de bergen bachten der kerke van Sinte Cruus’Ga naar voetnoot(3). Naar den Doornhut en iMale-galge toe is er sprake | |
[pagina 78]
| |
van ‘Buggersbergen’Ga naar voetnoot(1). Die bergen zijn sinds lang geslecht en uitgezand, doch de volksoverlevering heeft dien oordnaam tot op heden bewaard. Zoo spreekt men nog van: ‘de huizen aan den Berg of aan Duivelsdoornhut’. ‘Het Kapelletje van O.L. Vrouw aan den Berg’Ga naar voetnoot(2). Al wandelend zijn we nu stilletjes de grens of de paal van het schependom Brugge genaderd. We hebben nog frisch in het geheugen het beeld van die dwarsstaande, scheef gezakte huizekens, die tegen de school van het oud klooster aanleunden; hier stond de herberg ‘Sint Hubrecht wylent Altena’. Dit laatste uithangbord schijnt zeer oud te zijn en eigen aan grenstaveernenGa naar voetnoot(3). De paalsteen met de wapens van de stad stond op den zuidoosthoek; de keuken met een deel van de hoogkamer lag buiten de paleGa naar voetnoot(4). De oude bouwvallige meisjesschool met klooster werd vóór enkele jaren afgeworpen; het kapelletje van O.L. Vrouw bleef gespaard. Naar oud gebruik kwamen vrienden en kennissen hier godvruchtig te zamen een rozenkrans bidden voor overleden bloedverwanten en vrienden uit de buurt of uit het dorp. Een ander plaatsnaam voor Doornhut - door oude dorpsbewoners nog goed gekend - is Duyvelsdoorn. Een doorn werd ook soms als paalboom geplant; hier ligt de noordwestergrens van de heerlijkheid van Male. Een herberg op den hoek droeg een zeer dichterlijken naam, aangepast aan het omringende bosch: Vogelenzang. Wat meer zuidwaarts, over den Brievers- | |
[pagina 79]
| |
weg, dreigde het gerecht of de Galge van MaleGa naar voetnoot(1). Bijgeloovige landlieden en schoolgaande kinderen sloegen een kruis als zij die griezelige plaats voorbij liepen. We wandelen nu verder den vollen buiten in. Eerst kruisen we de ‘Gemeeneweide straat’, liever gezegd ‘'t Minneweestraatje’. Ginds tusschen het hoogstammig beukenbosch (‘de Boekebusch’) ontwaren we den witgrijzen gevel van het Bisschopskasteel: Royeghem. Mgr van Susteren, bisschop van Brugge, kocht op 26 Juli 1720 het vervallen kasteelgoed RoyeghemGa naar voetnoot(2) - eertijds een hofstede van dien naam. Later gaf hij dit kasteel, bij testament, aan het bisdom van Brugge. Het kasteel werd in Franschen stijl opgetrokken en als prachtig zomerverblijf ingericht. Naast de oorspronkelijke ‘Roeyghems dreve’, ‘Donkere- of Zwarte dreef’, ten oosten gelegen, werd nu een prachtige nieuwbeplante dreef ten westen aangelegd, met uitgang op den Damschen heerweg en ‘reght vue hebbende op den hallen thoren’Ga naar voetnoot(3). Bisschop Caïmo versierde den hof met prachtige groote beelden door Pieter Pepers gemaakt. Twee ervan staan nu in het voorhof van het bisschoppelijk paleis te Brugge. Rechts, achter het Galgebosch en het kreupelhout weggedoken, ligt de hofstede ‘den Babbaert’, zoo genoemd naar een zeventiende-eeuwschen pachter: Pieter Babbaert. Langs den anderen kant, over den Leegeweg, oost van de Keersedreef, ligt het kasteel Nieuwenhove - een oud buitengoed of ‘huys van plaisance’ van de paters Jezuieten van Brugge. En nog dieper den Broek in, boven | |
[pagina 80]
| |
die donkere boomkruinen, herkent ge het torentje van het kasteel De Spijker. Dat was een zeer oud leengoed gehouden van den Proost van St. Donaas, met een ‘Spikers muelen’ daar omtrent en een lange dreef: ‘Spijkers dreef’, tot op den Zuideren Aardenburgschen heerweg; het kronkelend voetpad ten westen wordt ‘Spijkerswegelken’ geheetenGa naar voetnoot(1). De overblijfselen van het oud kasteel leunen tegen de huizing van het neerhof. De toenmalige burgemeester van St. Kruis, heer Jules de Bie de Westvoorde, liet een splinternieuw kasteel in een prachtig park optrekken. Een boogscheut verder oostwaarts langs den Leegeweg ligt er nog een oud leen en hoeve - ‘den hove ten Broucke’ of ‘Brouckhove’, gehouden van het prinselijk leenhof van den Burg van Brugge. Hier aan den Pijpweg hebben we eindelijk het doel van onze wandeling bereikt. Op den linkerhoek staat het oud ‘Lettenburg’ - een soort halfweeghuis - ver en bij bekend als een druk bezochte taveerne. (Lettenburg had ook een wijkkermis). Op den rechterhoek ligt Avignon midden al de landerijen die er eertijds mede samengingen. Wat meer zuidwaarts ligt ‘Montpellier’, als ‘tempeliersgoed’ gekend. Beide zusterhoeven met Fransche benaming hebben eertijds een gemeenschappelijken eigenaar gekend: zij waren reeds in de middeleeuwen vrije erf binnen ‘de stede ende parke van Male’. M. Cafmeyer |
|