grootte van een erwete. Om daaraan te geraken moet ge aangesloten zijn bij 'nen bond, 'nen geheimen bond, 'nen slechten bond, gauw. Als ge daar uit wegtrekt of iets mispikkelt, ze zoeken joen leven, je valt dood, je wordt geschoten, overreden, of je verongelukt anderszins.
'k Zou 't nog vergeten. Dat galgejong moet elken dag een druppel menschenbloed te zuipen krijgen.
De koeier bewaarde dat een in zakje op zijn herte.
Over vertellen is ook al zoovele gezeid, maar ge moet het hooren uiteendoen van iemand die 't gelooft of 't voort wil geven aan iemand waarin hij groote trouwe stelt.
De Verteller was geen folklore-man, geen zanter, geen gonferaar of spotter, maar een mensch die bezeten was door die historie van dat galgejong en in zijn diepste binnenste den bezitter van dat galgejong benijdde.
Zoo is de vertelling en het volksverhaal. Het 'n weet niet wat het is, want 't is gegroeid en 't heeft gebloeid en 't is voortgewaaid, en 't waait en 't zingt door de takken van de boomen gelijk die Aeoolsche harpen waarvan de Grieken spraken, omdat de wind maar stem 'n krijgt wanneer hij op iets botst, wanneer hij door 't geloover scheert of door de takken blaast.
De vertelling en het volksverhaal zijn zulke winden: ze blazen ons toe uit een vroegere generatie die nu nog door de boomen zingt, en de snaren van dat snarenspel dat zijn de menschen, en de menschen vertellen daarin van wat ze vroeger zongen en hoe hunne gesteltenisse was.
't Zijn de menschelijke gewaarwordingen die daarin vasten vorm krijgen, en wat er in verklankt moet worden, dat zijn de verzuchtingen van den mensch door d'eeuwen.
Dat galgejong 'n is geen maaksel. Het is geen uitvinding, noch is het 't doel van een opzet; het is de klaarklinkende natuur; het is de verbeelding van den mensch die werkt naar gelang den drang van zijn gemoed, zooals het hem door God gegeven werd, en 't is zacht en ongekunsteld gesponnen gelijk de hulle van den zijdeworm of een dunnen lang-gerekten zonbeschenen zeemstraal.
In dien zin hebben de vertellingen nu nog een diepe zinnebeeldige beteekenis. Ze geven lucht aan een gemeenschappelijke begeestering en smeden de menschelijke meening vast.
Ze bewaren wat van de denkwijze en de zeden uit vroeger tijd, en ze gelijken aan wat de nieuwerwetsche geologen doen,