Biekorf. Jaargang 48
(1947)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTouwespringenZOODRA de eerste lentedagen aanbreken, grijpen de schoolmeisjes in en rond Brugge gretig naar de koord om ‘touwtje te springen’: hun meest geliefkoosd spel. Groot en klein, iedereen danst mee op allerlei wijsjes en tempo. De kinderen beschikken over een uitgebreid repertorium koordedansliedjes, dat nog steeds elk seizoen aangevuld wordt; immers de meeste straatdeuntjes leenen zich gemakkelijk tot touwtje-springen. Naast de echte kinderliedjes mag het bevreemdend heeten, hoe sommige zinledige, geradbraakte Fransche vooisjes, van mond tot mond en van geslacht tot geslacht overgeleverd worden. Daar de koordedansliedjes overtalrijk zijn, hebben wij liever rekening gehouden met den vorm van springen en draaien, om de afgeluisterde touwliedjes te groepeeren. M. Cafmeyer | |
1e Groep.De koord draait langzaam, iedereen springt in en zingt: 1.[regelnummer]
Al die kieten en beenen aan heeft, ofwel:
2[regelnummer]
Al die pooten en ooren heeft.
| |
[pagina 39]
| |
2e Groep.De koord slingert eerst onder de voeten, daarna boven het hoofd, terwijl de meisjes gehurkt zijn; ofwel ze blijven langzaam voortspringen. | |
1.a. Visch, visch, lange visch
Die van den nacht gevangen is.
Van één, van twee, van drie.
Andere lezingen: b. Visch, visch, molle visch, enz.
c. Visch, visch, lange visch,
Hij heeft van den nacht in zijn bedde gepist.
Van één, enz.
| |
2.Isse visscherie
Amerika, Paris
do re mi
fa sol la
Hoera, hoera!
Hoera sa-sa!
| |
3.Eiers, beiërs, kaas,
Mostaard, peper en zout.
| |
4.Meisje, laat dat steentje vallen,
Meisje, raapt dat steentjen op.
| |
5.I molle tipo tosia )bis
I molletje, I molletje )Ga naar voetnoot(1)
| |
3e Groep.Twee meisjes springen in de koord: | |
1.Schudden elkaar in slingerbeweging. Horlogetje van één
Horlogetje van twee enz.
| |
2.De meisjes springen in en uit: Anna moet gaan wachten
| |
[pagina 40]
| |
Al achter haren man,
's Nachts om twalef uren
Komt hij dan maar aan.
- ‘Dag man’ - ‘ Dag vrouw’
- ‘Waar hebt gij zoolang gezeten?’
- ‘Dat gaat je niet aan’
Anna Hep beneden
Achter een dikken stok
Anna kwam naar boven
En sloeg hem op zijn kop
Pief, poef, paf!
| |
3.a. Weegschaaaltje springen, om de beurt in de hoogte: Un, deux, trois!
Toujours, toujours! enz.
b. Ook opstekertje, 't eene meisje springt vlug en steekt het andere op: Un, deux, trois! enz.
| |
4.Bij het opstekertje zingen ze nochtans het meest ‘ Mademamzèl...’ De Fransche tekst komt er deerlijk misvormd en verwrongen uit. Mademamzil, vous dansee
La polka, bon marsee?
- Non messieu, voule danse pa
à l'estromba, à l'estromba.
(Mademoiselle, voulez-vous danser
La polka pour commencer?
- Non, Monsieur, je ne danse pas,
J'ai trop mal à l'estomac!)
| |
5.Op dezelfde wijs zingen ze ook een Vlaamschen tekst: Mademamzel, wilt ge met mij verkeeren,
Ik zal je de polka leeren?
- Neen, Mijnheer, ik en danse niet meer,
Want mijn voeten doen zoo zeer!
| |
6.Uitspringertje. Het meisje mag een gezellin kiezen: Ik mag kiezen wie ik wil,
Ik kies N... al in mijn spil.
Juffrouw, juffrouw,
Ik verlaat u ook.Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 41]
| |
4e Groep.Een meisje alleen danst in de koord op verschillend tempo. Eerst traag, daarna vlug, dan in de hoogte. Vlug springen heet ‘snakkertjes’. De volgende deuntjes worden hierbij gezongen: | |
1.Zand, zand,
Schoon, wit zand.
Tien centiemen de mand,
En doet er nog een schepje bij
't Is al profijt voor mij.
| |
2.Moeder, mijn vogel is dood,
Hij is geschoten al aan zijn poot.
Had je hem een beetje gegeven,
Hij was in zijn kotje gebleven.
| |
3.Dat schoon zwart hondje
Die in den winkel staat,
Die naar de schole gaat.
En als ik geld had
Ik ging 't gaan halen
Om er mee te dansen
In het midden van de straat.
| |
4.Oo! mijn oo, mijn mostaardpot,
Hij is gebroken en hij is kapot.
Me gaan 't aan niemand zeggen,
Me gaan d'er een lap op leggen.
| |
5.Kriek, krak,
Mijn stoeltje brak
En mijn lief zat op zijn gat.
| |
6.De zon, de maan, de ster.
| |
7.Illadietje, Illadatje!
Illadietje, Illadatje, Illa, bon, bon, bon,
Ze spelen met de flute van Napoleon. ofwel:
Ze spelen met de krukke van Napoleon.
| |
[pagina 42]
| |
8.'k Ga naar de biechte (bis)
Antoinette, wat hebt je gedaan?
'k Heb gelogen,
'k Heb gestolen,
'k Heb mijn moeder verdriet aangedaan.
Hm, hm! 't is zoo verre.
Hm, hm! babelesse.
Hm, hm! patertje,
Hm, hm ! karolletje.
| |
9.Zoete Bonheure!
't Is vandage kermisdag
En maseur zijn feestdag
En maseur zijn kollesong,
Kollesong!
| |
10.Moeder, 'k ga naar Parijs
Om mijn Fransch te leeren.
't Vlaamsch en staat mij niet meer aan
Om te voyageeren.
Als ik te Parijs aankwam
'k Kwam een jongman tegen
En hij vroeg van waar ik kwam,
En ik zei: Van Belgenland!
| |
11,(Op de wijs: Zand, zand...)
Jean, Jean,
Fais les compliments
A ma chère maman,
Et dis lui, que je suis parti
Avec mon bon ami.
| |
12.Illaria, ce n'est pas fri,
Bonzour patatafriet.
't Is toch geen avance
Voor patatafriet,
Vive la France!
Vive la Belziek! Belziek!
| |
13.Madame de terre
Est 'dame colère,
De la manzee
| |
[pagina 43]
| |
de pomme de terre
de fri'
Un, deux, trois!
| |
14.Irro, Irro est bon marsee,
Quatre vingt et un diner
Celui-ci, celui-là
Mademamzil Cornelia!
| |
15.Irriesche, Irriesche
Avec des tambouras-sa-sa
Mademamzil Elise
Z' heeft een rok met biezen,
Z' heeft een rok met bolletjes an
Blienkmarchand (bis)
't Komt al van den beenhouwerang,
Van un, van deux, van trois!
| |
16.La rose est si belle (
Violette, Viollette, (bis
Et un, deux, trois.
| |
17.Nette, Nette,
Branzelette,
Si soit il,
Un, deux, trois!
| |
5e Groep.Er wordt heel den tijd ‘snakkertjes’ gedraaid. Op het einde springt het meisje in de hoogte. | |
1.'t Zat een ra'
In mijn bas,
Leontientje passera.
Un, deux, trois!
| |
2.Karoliene, kom maar binnen,
Pakt een stoel en zet je bie,
'k Zal je geven een pot kaffie
En daarbij een pistolee.
Een, twee, drie!
| |
[pagina 44]
| |
3.Branzelet, ce n'est pas nasse
Et aussi, c'est danzereu'
Kompani, de kompanasse
Et aussi c'est danzeu. (bis)
(Slot volgt). |
|