Biekorf. Jaargang 46
(1940-1945)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Protestanten in het Noordvrije in 1610.Het Staatsarchief te Brugge bezit het verslag van de Deurgaende Waerhede die in het Noordvrije gehouden werd in 1610Ga naar voetnoot(1). Dit verslag werd op 14 Maart [1611?] voorgelezen in het college van schepenen van het Brugsche Vrije, dat voor ieder geval moest beslissen of de zaak voor het gerecht zou gebracht worden. We vinden er onder meer achttien personen aangeklaagd wegens ketterijGa naar voetnoot(2) en twee en twintig wegens tooverijGa naar voetnoot(3). Van deze twee en twintig gevallen werden er elf voor het gerecht gebracht, zooals in den rand van het verslag aangeteekend staat. Wat ons meer verwondert is dat slechts twee der ketters vervolgd werden, alhoewel de meeste weigerden zich te bekeeren. Als men deze handelwijze vergelijkt met deze uit de vorige eeuw, wanneer de ketters levend verbrand of levend begraven werdenGa naar voetnoot(4), ziet men dat er, onder het bestuur der Aartshertogen, met minder strengheid opgetreden werd. | |
Overzicht van de aangeklaagde ketters.Te Lissewege: ‘Uxor Jacob van Zuut, (Tanneken Dannoot), zeere obstinaet jn heresie’, had nog onlangs aan den pastor verklaard ‘dat zou nyet en begheert van haer religie te | |
[pagina 18]
| |
scheeden’; ze ontsticht iedereen door haar ‘argumenten’, waarvoor ze reeds te Brugge opgesloten werd, ‘zegghende dat de catolycken zyn afgodisten, aenbiddende houtten ende steenen beelden’; op hoogdagen en feestdagen gaat ze naar Sluis of naar Zeeland. Toen de vrouw voor de heeren van de Waerhede verschenen was, had ze ‘opentlick verclaerst dat zou es vande secte van Jan Calvyn, ende boven dyen dat zou de ordonnantiën van het Catelycke Rooms gheloove nyet en begheert te onderhouden.’ Clement Ogier, ook ketter, had ten tijde dat de processie met het beeld van O.L.V. uitging te Lissewege, de volgende blasphemie gezegd: ‘die leghe h...., moet mense draghen, waeromme en laet mense nyet gaen.’ Hij weigerde ook den eed van getrouwheid te doen aan het Roomsch geloof, maar wilde wel den eed van getrouwheid afleggen aan de aartshertogen. De kleermaker Jan vanden Brande was ook ‘zeere obstinaet hereticq’, hij was reeds ontboden geweest in het geestelijk hof. Van den pastor had hij geroepen onder 't volk: ‘wy moeten dyen pape wat afsmeeren!’ Als een van zijn geburen ziek was en men om den pastor wilde gaan, zeide hij: ‘laet de pape jn zyn ruste, hy en can hem even wel nyet ghezont maecken’. Hij weigerde ook den geloofseed, maar zwoer trouw aan de aartshertogen. Te Dudzele is het de schoenlapper Jan Serane die weigerde den geloofseed te doen ‘ende opentlick beleedende te wesen Calvinist.’ Hubrecht en Jan Janssens die nooit ter kerke gingen, deden aanstonds den geloofseed. Te Heist is Valentijn de Burch ‘hereticq’. Hij heeft zijn kind naar Sluis gedragen in een botermande om het te laten doopen. Toen zijn vrouw gestorven was, heeft hij ze buiten de wete van den pastor op het kerkhof begraven; op de hoogdagen kleedt hij zich op zijn beste en gaat naar Sluis ‘ter predicatie ende apparentelick te nachtmale.’ Hij bekent alles en ‘zeght te willen zweeren catolyckelick ende heerlick te leven maer nyet naer de Roomsche religie, heesschende tydt tot Paesschen om hem daertoe te beraden, belovende ondertusschen de kercke ende predicatie te frequenteren.’ Jan de Groote en Adriaen Maertens, ook ketters, zijn niet ter deurgaende waerhede verschenen. | |
[pagina 19]
| |
Te Knokke: ‘Pieter Rotcam hereticq, zeght expresselick liever te sterven als ter kercke te commen.’ Geeraert By Loys heeft verklaard ‘bereet te wesen te doene den eedt van trauwe aen haerlieder hoocheden, behoudens liberteyt van concientie.’ Te Zuienkerke heeft Pieter Cornelis, pachter van 't Oosthof, ‘onder hem verboden boucken, ende zynghende zeker diensten jn zyn huus als het lof in vlaemsche ende latyne.’ ‘Jan Doolaghe heeft onder hem eenen bybel de zelve communiquierende an dyveersche persoonen, arguerende ende disputerende vuyt dezelve zonder te kercke te commen.’ ‘d'Huysvrauwe van Jaecques Pieters berucht van haren eyghen man betoovert te hebben, ende dat den zelven Jaecques heeft ghevaren met d'oorloochschepen up Jndiën, daerenboven dezelve vrauwe hereticque nemmermeer, emmers zeere zelden, de kercke frequentierende ende haer kyndt eeneghen tyet achter tdoopsel ghehouden.’Ga naar voetnoot(1) Te Westkapelle. ‘Joos Dassonneville ende Lucas zynen zone verclaren nyet te willen bezweren nietmeer de catolycke Roomsche religie, als van ghetrauwicheyt anden prince zo verre de zelve religie annegaet, maer wel alle politique ordonnantien te onderhouden.’ ‘Jan Eecman, smit, verclaerst ter predicatie te gaene tot Sluus ende te wesen vande religie van Jan Calvyn, ende dat hy nyet en begheert te doene den eedt van catolycke Roomsche religie nochte van ghetrauwicheyt ande princen, verclarende zyn huysvrauwe ooc te wesen van dezelve ghesinte.’ ‘Thobias de Backer, zeght voor alsnoch nyet gheresolveert te wezen te doene den eedt vande catolycke Roomsche Religie, gaet nyetmin ter kercke, ende heeft ghedaen den eedt van trauwe aen haerlieder hoocheden.’ ‘Jan Adriaenssens waghemaecker, zeght nyet te willen bezweeren de H. catolycke Roomsche Religie, heeft nyetmin ghedaen den eedt van trauwe.’ ‘Claeys Beernaert begheert hem te bepeynsen up den eedt vande Roomsche religie ende heeft ghedaen den eedt van trauwe.’ ‘Ryquaert vande Watere zeght gheen eedt te willen doen, niet meer vande catholycke Roomsche religie als van ghetrauwicheyt an haerlieder hoocheden.’Ga naar voetnoot(2). Rijksarchief te Brugge, triage Sanders, nr 275. Jos. De Smet. |
|