Biekorf. Jaargang 46
(1940-1945)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
[Nummer 2]De Graaf van Egmond te Ieper in de beroerde jaren 1566-1567.Lamoraal, graaf van Egmond, prins van Gavere, in 1559 tot gouverneur van Vlaanderen benoemd, deed in deze hoedanigheid zijn blijde intrede te Ieper op 26 September 1561. Op deze feestelijke ontvangstGa naar voetnoot(1) kon de graaf nog niet vermoeden welke lastige dagen hij weldra te Ieper en in het West-Quartier zou beleven. In de zonnige jaren zijner populariteit zien wij hem nog weer te Ieper verschijnen en op H. Drievuldigheidsdag 1563 aan de gaaischieting der Sint-Jorisgilde deelnemen. ‘Op den trineteit dach [1563] zoo was den grave van Egghemont in der stede ende men schoot den gaey van Sinte Joris ghylde, aldaer den graeve zelve mede schoot ende myn heere van Houtem schoot den gaey af ende was coninck’Ga naar voetnoot(2).
Zijn verblijf te Ieper in het Wonderjaar 1566 kunnen we, in het Dagboek van Augustijn van Hernighem, nauwkeurig vervolgenGa naar voetnoot(3). Men weet hoe de Calvinistische predikanten in de zomermaanden van 1566 steeds stouter optraden rond | |
[pagina 26]
| |
en in het schependom van Ieper. In groote menigte en gewapend liep het volk naar hun preeken te Wulvergem, Kemmel en Nieuwkerke. Weldra was de stad zelf bedreigd, de processie van den Tuindag (4 Aug.) moest uitgesteld worden. Bisschop en magistraat verzochten den gouverneur bij hoogdringendheid naar Ieper te komen. Egmond talmde en kwam eerst op 13 Oogst over Brugge te Ieper aan, op den dag zelf dat de beeldenstorm in het Sint-Antoniusklooster te Belle losbrak. 's Anderendaags, op ‘Onser Lieven Vrauwenavendt’ hield de beruchte Sebastiaan Matte zijn preek op het O.L. Vrouwkerkhof te Poperinge en de storm ging over de parochiekerken en het Penitentenklooster aldaar los. Egmond voelde den storm over Ieper naderen en liet zich door de radelooze wetheeren niet weerhouden. Den Woensdag morgen, 14 Oogst, vaardigde hij een ordonnantie uit tot handhaving der orde en vertrok 's namiddags uit IeperGa naar voetnoot(1). Op Halfoogst naderde ‘Bastiaen’ Matte met zijn bende. Dien dag ondergingen Vlamertinge en Elverdinge den storm, samen met al de Iepersche kerken buiten de muren: de Augustijnen, Sint-Jans, Sinte Claren, ten Brielen. Een bende van omtrent dertig man uit Hondschoote kwam de stad binnen: zij beweerden een ‘commissie’ of opdracht te hebben om de beelden te breken. 's Anderendaags vroeg (16 Aug.) begonnen die mannen te breken bij de Grauwbroers. Deze liepen naar den voogd en voorschepen om hulp en raad, maar de wethouders lieten begaan, want de beeldbrekers hadden ‘commissie’! 't Wordt dien dag een vreeselijke storm in al de kerken binnen de muren. Dit onzalig werk was door de mannen van Hondschoote ingezet, ‘maer de inwonders vander stede deden zelve tmeeste grief’ getuigt ook onze Iepersche kroniekschrijverGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 27]
| |
Veertien dagen lang zwegen al de klokken van Ieper. Eerst op Sint-Jansdag (29 Aug.) werd er op Sint-Maartenstoren weerom geluid en, in tegenwoordigheid van den bisschop en onder militaire bewaking, werden er twee missen aan het Sint-Andriesaltaar gelezen. Op den Zondag 1 Sept. werden in al de kerken intra muros, uitgenomen in de Sint-NiklaaskerkGa naar voetnoot(1), de diensten hernomen. De bisschop predikte in Sint-Maartens en de Hervormden predikten in de Brielenkerk buiten de murenGa naar voetnoot(2). De Hervormden, gesteund door den heer van Venduylle en andere edelen, eischten op 6 Sept. van de wetheeren ‘te hebben kercken om te preeken in de steede’. Op een dringend schrijven van de magistraat antwoordde Egmont uit Zottegem (7 Sept.) en beloofde zoodra mogelijk zelf naar Ieper te komen om aan alle gestook een einde te stellenGa naar voetnoot(3). Egmond bereikte Ieper op zaterdag 14 September. Van Hernighem teekent in zijn dagboek aan: ‘... den grave van Egghemont was op zyn comste van Corterycke, ende men slougher den trommel omme dat alle die knechten die ondert vender staen, commen moesten ter maert ende vergaerden alle by een ontrent ten drien uren ende men steldese alle in ordene van voor de Clierstraete beghonnende tot voor de Hontstrate; ende ontrent den vyf en half zoo reet den hoch baiulliu met noch drie ofte vier heeren ter Auwerpoorte uut ende ten vj. uren zoo quam de grave met zynnen staet; commende in de Auwerstrate zy schooten huerlieder pistoletten en als hy ter maerct quam zoo schooten alle de knechten huerlieden bussen af al te samen, ende de grave was ghelogiert te Jan van Roots was.’Ga naar voetnoot(4). | |
[pagina 28]
| |
's Anderendaags woonde Egmond de mis in de Sint-Maartenskerk bij. De bisschop Rythovius hield zelf de homelie over het evangelie der tien melaatschen (13e Zondag na Sinksen). Egmond kwam met zijn gevolg ter kerke ‘ende ghinck ligghen op den outaer van de kerdewaercruuders ende hoorde gheheel het sermoen, ende ghedaen zynde zoo ghinck hy naer den hooch choor ende hoorde een messe ende trock naer de maert als de messe ghedaen was’Ga naar voetnoot(1). De Nieuwgezinden hadden groote verwachtingen op Egmond gesteld, doch kwamen bedrogen uit. Den Maandag voormiddag werd hun, in de Brielenkerk, het verbod medegedeeld nog langer in deze kerk te prediken. Van Hernighem beschrijft de houding van Egmond tegenover de Hervormden als volgt: ‘Op den xvj. dach van September [1566] zoo waren de guesen zeere beroert want zy meenden grooten troost te ghecryghen vanden grave [Egmond] maer het quam anders, want zy al vergaerdert zynde ten Brielen ontrent den neghen uren zoo was hemlieden vertocht dat zy niet meer en mochten preeken in eenighe kercken, capellen ofte plaetsen daermen messen hadde ghedaen ende dat zy niet meer dan twee predicanten en zouden hebben ende die zouden noch moeten uut vlaemder (sic) ghebooren weesen, ende noch meer ander zaken die hemlieden vertocht waren, ende daer waeren veele paertien van diversche prochien die welcke met cleenen troost vanden grave vertrocken. | |
[pagina 29]
| |
met al zyn edelen naer het SaelhoofGa naar voetnoot(1) om te visiteren het werck datmen daer wrochte...’Ga naar voetnoot(2). Egmond belastte de Iepersche magistraat om op Woensdag 18 September aan de Nieuwgezinden de Brielenkerk te ontzeggen en hun tevens nog andere voorwaarden op te leggen. Wij weten hoe slecht de afgevaardigde wetheeren in de Brielenkerk bejegend werdenGa naar voetnoot(3). Zij scheidden vandaar ‘zeere verbaest’ - zegt van Hernighem. Egmond zelf bleef echter dien dag niet te Ieper: 's morgens vroeg trok hij naar Armentiers en keerde eerst 's avonds terug. Onze zegsman teekent nauwkeurig aan: ‘Op den xviij. dach [Sept. 1566] zoo vertrock den grave van Egghemont met alle zyn edelen naer Ermentiers tsnuchtens ontrent den vij. uren ..... Ende tsavents zoo was die Messe poorte open ghelaten met wakers ende die ander poorte geslooten, want men verwachte den grave [Egmond] van Ermentiers. Ende ontrent den vij. uren zoo quam den grave wel met 50 perden ende als hy in de steede quam hadde twee toorschen voor hem gaende ghedreghen van twee lakaijen ende trock naer zyn logement te Jan van Roots was.’Ga naar voetnoot(4) De Vrijdag 20 Sept. was een groote dag: de ‘articulen de welcke die van de nieuwer religie zouden moeten ende moghen onderhouden’ waren daags te voren onderteekend en zouden nu plechtig afgekondigd wordenGa naar voetnoot(5). Rond den middag ging bisschop Rythovius nogeens Egmond opzoeken om hem zijn bezorgdheid mede te deelen over dit vergelijk dat geene der beide partijen kon bevredigenGa naar voetnoot(6). Egmond hechtte het grootste belang aan deze overeenkomst en ging, met heel zijn gevolg, naar de Halle om er de plechtige afkondiging bij te wonen. Van Hernighem schrijft: | |
[pagina 30]
| |
‘[20 Sept.]... ende ontrent ten vyf uren zoo ghinck de grave met al zyn edelen ende men lede die perden achter hemlieden, ende trocken alzoo naer de maert ende es naer de halle ghegaen: doens zoo heeftmen een ghebodt gheluut daer den graeve zelve in persoone uut lach ende het inhoudt van dien was dat........’. De inhoud dezer overeenkomst is uit de oorkonden genoeg bekend. Onze zegsman voegt er echter aan toe, dat Egmond op de Hervormden een drukking had uitgeoefend om ze tot het onderteekenen van het vergelijk te bewegen: ‘want hadden zy niet ghehanteekent, de grave en zoude niet wel te vreden gheweist hebben, want men zeide dat hy gheseit zoude hebben veel volckx [vreemde soldaten] in die steede te zenden om hemlieden uut te eeten’Ga naar voetnoot(1). De Zaterdag was Sint-Mattheusdag: ‘mesdach ende maertdach’. Egmond ging het sermoen van Rythovius in Sint-Maartens bijwonen. ‘Tsnuchtens zoo deden den bysscop een sermoen, maer eer hy in die poye [het spreekverhoog] quam, zoo was eenen stoel ghebracht van tsgraven dienaers om te commen hooren preeken, alzoo hy ooc dede: want het sermoen en was maer beghonnen, den grave quam met alle zyn edelen ende hoorden gheheel het sermoen, ende alst ghedaen was, es weder omme naer zyn logist ghetrocken...’ (bl. 34). Ieper herademde dien dag, er was veel volk op de markt, al de stadspoorten waren geopend; sedert lang waren er steeds maar vier poorten open geweest. Egmond zorgde voor de ruchtbaarheid van zijn overeenkomst: ‘ende die oordinance ofte het placaet dat het tsdachts te vooren uut gheroupen was, dat was voor de duere vander halle ghestelt omdat een ieghelyck van buuten zoude dat moeghen leesen ende verstaen...’ (bl. 34). 's Namiddags ging Egmond zelf naar het Magdalenakerkhof om er aan de Hervormden een plaats aan te duiden waar ze een eigen tempel mochten bouwen. ‘[21 Sept.]... ende ontrent den drie uren zoo quam den | |
[pagina 31]
| |
grave met alle zyn edelen naer de maert ende ghinck ter Toore poorte waert ende men leede alle die perden achter hemlieden, ende alse quamen ter Toorepoorte zoo zadt de grave op zyn pert ende zy reeden na er het Magdelene kerchoof om te ghaen oordinerene plaetse om de nieuwe fantasticken (sic) te preeken, ende als hy de plaetse ghevisiteert hadde met al zyn heeren ende den rneesten deel vander wet, zoo track hy met hemlieden van buuten ornme naer de bueter poorte, aldaer Vendeville altyts mede reet de welcke was zeere in de hulpe van de guesen, aldaer zy buuter bueter poorte ooc een plaetse beschicte ende als doens zoo quam de grave weder naer zyn logiment.’ (bl. 35). 's Anderendaags, Zondag 22 September, ging Egmond nogmaals in Sint-Maartens het sermoen van den bisschop bijwonen en hoorde mis in het hoogkoor. 's Maandags 23, vertrok hij naar Brugge.
In de volgende maanden bleef de spanning te Ieper voortduren. De Hervormden predikten op alle zondagen en heiligdagen, 's voormiddags en 's namiddags, op het Magdalenakerkhof en werkten haastig om hun ‘schuur’ tegen Allerheiligen gereed te hebben. Zij streefden naar meer vrijheid, tegen de bepalingen van Egmond's accoord in. Wederdoopers kwamen in October op het Magdalenakerkhof ‘arguweeren ende disputeeren’, De bisschop predikte steeds zelf en weerlegde in zijn sermoenen de stellingen van de Calvinisten. Het optreden van Dathenus op Allerheiligen 1566 verwekte nieuwe zor gen voor de Iepersche wetheeren en voor EgmondGa naar voetnoot(1). Van Hernighem beschrijft die bekende gebeurtenis als volgt: ‘Op alle helighen dach [1566] zoo preicte Pieter Daten, welcke was voortydts een carmeliet, ende op alle ziele dach, twelcke was op eenen saterdach, zoo deden zy twee sermoenen op een tydt up het Magdeleene kerkhof, een in vlaemsche Pieter Daten, ende dander in walsche, ende den bisschop dede ooc altydts een sermoen betoghende contrarien huerlieder leeringhe’ (bl. 43). | |
[pagina 32]
| |
Na veel briefwisseling met de magistraat, kwam Egmond weer naar Ieper op 29 Januari 1567 en verbleef er tot den 3 Februari. Van deze plechtige intrede geeft van Hernighem een uitvoerige beschrijving. ‘Op den zelven dach [29 Jan. 1567] ontrent den drie uren en half zoo waeren alle de saudaten vergadert elck onder zyn capyteyn wel op gherustich om den grave Egmont in te gaen haelen, want hy quam van Ermentiers, ende alle de venderen waeren ter Zuudtstrate, ende Carlo met alle zyn volck was buuter poorte, daer naer Vales volck in die poorte ende alzoo voort, ende ontrent den iiij. uren zoo quam den grave wel met hondert en vichtig perden meest alle lichte perden alle int incaernaert ghegreint wel voorzien van langhe roeren ende meest alle noch twee ofte drie pystoletten, ende in ghecommen zynde zoo was die grave ghelogiert in de Montstrate daer hy ghewone was te logierene ende alle die roo rocken quamen ter maert ende hemlieder forrier gaf kiemlieden huerlieder bijlletten ende elck trock naer zyn logyst ende Carlo quam ter maert ende die Vlamynghen ende Berry elck op zy zelven ende maecten de slecke zeer triomphant’Ga naar voetnoot(1). Egmond onderhandelde met de Hervormden. Hij wilde de preeken binnen het schependom van Ieper geschorst zien tot Sint-Jansmis. Op 30 Januari ontving hij ‘veele ghedipiteerde van buuten’ en bisschop Rythovius ging bij hem noenmalenGa naar voetnoot(2). Op Vrijdag 31 Januari ging Egmond weer naar Sint-Maartens, woonde er het sermoen van den bisschop bij, en daarna hoorde hij misse. In deze weken predikte de bisschop niet alleen 's Zondags, maar elken Woensdag en Vrijdag. Denzelfden dag liet Egmond het verbod van wapens te dragen afkondigen, tot groote ontsteltenis der Hervormden: ‘...ende die guesen liepen zeer te gadere en vergaerden in huerlieder temple [op het | |
[pagina 33]
| |
Magdalenakerkhof] ende een yeghelyck drouch zyn ghewerre, alzoo dat een gruu was om zien als al by een was’Ga naar voetnoot(1). Den Zondag 2 Februari, O.L. Vrouw Lichtmis, ging Egmond met al de edelen van zijn gevolg naar Sint-Maartens, en woonde er het sermoen van de bisschop en de mis bij. Tegen den wil van Egmond in en tot verbazing der Katholieken predikten de Hervormden in hun tempel, doch zij durfden niet doopenGa naar voetnoot(2). 's Anderendaags overhandigden de Katholieken een vertoogschrift aan Egmond, om hem te verzoeken het preeken der Hervormden metterdaad te belettenGa naar voetnoot(3). De graaf beloofde hun naar de middelen daartoe te zullen uitzien. 's Middags (3 Febr.) vertrok hij naar Roeselare. ‘[3 Febr.]... ende men sloucht trompet om den grave te gaen vertrecken ende alle die roo rock vergaarden op die maert ende verbeiden den grave ende ontrent den 12 uren zoo quam den grave te voet ende ghinck tot myn heerti van Hollebekes in de Zuut strate ende zadt daer op zyn pert ende reet alzoo over de maert naer die Toorepoorte ende alle die peerde volgbede hem... ende de grave trock naer Rouselaere’ (bl. 60-61). Het preeken op het Magdalenakerkhof was uit, de Hervormden kwamen nog wel in de schuur bijeen om psalmen te zingen, doch er werd niet meer gepredikt. Op Beloken Paschen (6 April) werd de schuur door de soldaten van kapitein Simon Uutenhove afgebroken. Egmond verbleef op zijn kasteel te Gaasbeek (Brabant) en volgde van ver de gebeurtenissen te Ieper. De bloedige beroerte rond de terechtstelling van den predikant van Elverdinge, Maillaert de Honghere, op de Markt te Ieper (16 April) kon nog wel den graaf verontrusten, doch hem niet meer bewegen persoonlijk op te treden. De Iepersche wetheeren moesten afge- | |
[pagina 34]
| |
vaardigden naar Brussel zenden, waar deze met Egmond over den toestand onderhandeldenGa naar voetnoot(1).
In de uiterste levensstonde, die zoo snel voor den ongelukkigen gouverneur van Vlaanderen moest aanbreken, zou Egmond van uit het Broodhuis te Brussel zijn geest en hart naar Ieper wenden. Bisschop Rythovius (Maarten van Riethoven), wiens sermoenen hij herhaaldelijk bijwoonde, met wien hij zulke ernstige gesprekken te Ieper gevoerd had, moest in hem een onvergetelijken indruk nagelaten hebben. Men weet hoe Rythovius op 4 Juni 1568 inderhaast naar Brussel ontboden werd door den hertog van AlvaGa naar voetnoot(2). Eerst 's avonds laat bereikte hij de hoofdstad, waar Alva hem het vonnis van den Bloedraad mededeelde: de graaf van Egmont moest 's anderendaags gehalsrecht worden! Deze ongehoorde wandaad der Spaansche regeering sloeg den bisschop met ontzetting. Hij smeekte om genade en uitstel voor den ongelukkigen graaf. ‘Monseigneur van Ieper, niet om u met dit vonnis te bemoeien, liet ik u ontbieden, maar om den veroordeelde tot den dood voor te bereiden’, klonk het norsche antwoord. 't Was omtrent middernacht toen Rythovius werd binnengeleid. Hij bracht den nacht met den graaf door, troostte hem in zijn vertwijfeling, hoorde zijn biecht, las 's morgens een mis waarin hij Egmond de H. Teerspijs toediende. Met den graaf ging Rythovius mede op het schavot, bad samen met hem, schonk hem zijn laatsten zegen. En men weet hoe de beul zoo haastig de bijl zwaaide, dat het bloed van het slachtoffer spatte over het kleed van den bisschop van Ieper... A. Viaene. |
|