Biekorf. Jaargang 46
(1940-1945)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
Lof van den visscher.
| |||||||||||||||||||||
[Van den visschere]1.[regelnummer]
Onlancx vandt ic ghephantazeert,
Vanden landtsman vandt ic bescreven
Want hij tal voedt ende sustineert;
Paeus. keyser, coninghen moeten bij hem leven.
5.[regelnummer]
Doens docht ick, den visschere ware ooek goet verheven
Diet zoo zuerlicke met zijnen leden beslaef,
Want hij zoo minelicke den mensche met spijse laeft.
De visscher snachs niet en heeft gheslapen,
Compt smoorghens thuus coudt als een ijs.
10/[regelnummer]
Dan compt den bailliu ende sheeren cnapen,
Deen grijpt eenen but, ende dander eenen pladijs;
Dus es deerste handtghifte gremmeseijs.
Die ruuters van den bancke namen ooek gheerne
Eenen visch omme den zelven prijs
15.[regelnummer]
Ende betalen die met schuuftijeghen in taveerne.
Dan commen dobservanten, papen ende costers,
Precaers, broerkins ende zusterluuten,
Die betalen den visch met paternosters,
Zij bidden voor de zeeman scip ende scuuten.
20.[regelnummer]
Danne commen dese vraukens die qualick sluuten,
Vriendelick spreken zij den visschere toe:
‘Heer, meet, gheeft ons wat lecx om fruuten’,
Zij betaelent met ware, men weet wel hoe.
Dan commen ledeganghers, deze groote trawanten,
| |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
25.[regelnummer]
Die in alle comten scuwen pijne,
Zij zegghen dat zij besmet zijn van quanten;
Deene vanden cleene graveene, ende dander vander fledecine.
| |||||||||||||||||||||
Aanteekeningen.
E.I.S. |