Biekorf. Jaargang 45
(1939)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
Geen ééne 'n laat ze daar stille
Geen ééne ontwijkt er heur straal.
Toch 'n boort ze, om beters wille
Alhier en aldaar maar een staal.
Ze peurt er zoo fijn ter zake
En weet zoo goed wat ze kiest,
Dat de blomme nog reuke noch smake
Noch iets van heur schoonheid verliest.
De worm knaagt kost'lijker ate
Want 't puik van den hof eet hij op;
De mussche rooft 't zaad buitenmate,
Nog liever dan blomme of pop.
Maar de bie met heur vinnige prieme
Verwerkt zóó verpasse heur prooi,
Dat de chemist het hem zou ontziene
Iets te stoken van beter allooi.
'n Misjont daarom heuren buit niet;
Voor dief noch voor schurk haar 'n scheld,
Want stal ze niet al wat ze ziet
Noch het zeem noch het was golden geld!
William Cooper (1731-1800) metrische vertaling G.P.B. Bij de Beetenstekkeks. Achter Bamesse trokken er hier nog meer dan honderd mannen naar Vrankrijk om de beeten te oogsten. Het is wat laat op het seizoen vanwege de moeilijkheden bij 't overbrengen naar de grenzen en het niet tijdig toekomen van de contracten. Ziehier wat ik zoo al hoorde; het is misschien een korte mengelmare weerd: Alliteratie van een beetenstekker. (Uit Veldegem) ‘Je peinst toch zeker niet dat we kunnen naar 't Fransche trekken om beeten te steken voor str... en strooi’, De man wilde uitleg geven over het zakken van den Franschen frank. Van een anderen beetenoogster. ‘'k Trekke liever naar d'Vonne want in de Somme he'n de Polakken te Meie de beeten zoo gruisdikke gezet of 'en suikerij-reetje, gunter. 'k Wille wel weerekomen met 'en | |
[pagina 256]
| |
bulte maar 'k moet de maanden naardien mijnen winterkost weerd zijn’. | |
Scheren en zeepen.Een beetensteker die gewezen wordt op zijn verantwoordelijkheid bij 't opzeggen van zijn accoord bij 't beetenzetten in de Meimaand en die niet wil gaan steken, wil zeggen dat men ‘den puid niet vlaân 'n kan’. Hij zegt dat alzoo: ‘Wie zoud' er ons willen scheren?
We zijn 't zeepen niet weerd!’
Een zaakwaarnemer dat is bij de beetenstekers van Aartrijke een ‘Advokaat Kwa'raad’. G.P.B. | |
Zantekoorn.Uitbeenderen. - Bij beenhouwers, het vleesch van de beenderen ontdoen, fr. désosser. Beteekent ook: Zich niet laten uitbaten. - ‘Ge 'n moet niet gelooven dat ik mij door Sanders zal laten uitbeenderen’. Brugge.
De nijper op de steert zetten: een zaak vastberaden, krachtdadig aanpakken, doorwerken; zooveel als: De stier bij de horens pakken. Iseghem. Van een kwaad wijf: ‘Zwijg van Triene, ze zou zeven duivels doen dansen’. Vlisseghem.
Bakte op zolder hebben: goeden voorraad hebben. ‘'k En zal geen honger lijden, 'k heb nog bakte op zolder’. Brugge.
Drank of druppels verkoopen achter den handdoek, dat is in 't duikertje jenever scheuken. Brugge.
De steert opgedaan zijn: vermoeid zijn, een tegenslag hebben: 'k Ben zóó moe, dat ik er de steert van opgedaan ben. Houttave.
Den steert afkappen: beet hebben, op zijn plaats zetten: Frans peisde van ons een slimmen toer te spelen, maar we hebben hem den steert afgekapt. Hoogstade. A.V.W. |
|