Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Voor de Brugsche vierschaar.
| |
[pagina 260]
| |
al deze straffen terug; meest echter bevat de veroordeeling een dubbele straf. In de strafuitvoering, en soms daaropvolgend, werd voor het noodige vertoon gezorgd om aan de toeschouwers een heilzamen schrik voor het misdrijf in te boezemen. Anderzijds werd aan vele bannelingen klaar voor oogen gesteld, wat er hun te wachten stond wanneer ze te vroeg durfden terugkeeren; die niet mocht terugkeeren op straf van de galg, werd tentoongesteld, gebonden aan een galg met een strop rond den hals; en wie gebannen was op den put (levend begraven), kreeg een graszode vóór hem met een spade erin geplant. Eindelijk om aan de toeschouwers duidelijk te maken waarover de straf ging, kregen de veroordeelden, die aan de schandpaal gebonden waren, bepaalde uiterlijke teekenen boven hen gehangen of nevens hen gesteldGa naar voetnoot(1), zooals we hier verder zullen zien.
Om te beginnen enkele doodvonnissen: Op 26 Januari 1491, wordt de dief en brandstichter Willem Heylaert uit Pittem, veroordeeld om, op een wagen geplaatst, gevoerd te worden op den Burg, de Markt, vóór de Beurs (Schouwburgplaats) en op de St. Jansbrug (Jan van Eyckplaats), en op ieder dezer plaatsen met een gloeiend ijzer op zijn naakt lijf gestreken te worden (waarschijnlijk omdat hij brand gesticht had); ten slotte zou hij op den Burg onthoofd worden, waarna zijn lichaam op het Galgestick bij Tillegem, op een wiel zou tentoongesteld worden. 1, 2. Jacob Costers, had een broeder van het St. Trudoklooster vermoord; hij werd op 8 Juni 1492 veroordeeld om op een wagen rondgevoerd en gegeeseld te worden met roeden, op den Burg, de Markt, vóór de Beurs en op de St. Maartensplaats; daarna zou hij op | |
[pagina 261]
| |
den Burg onthoofd worden, en zijn lichaam tentoongesteld, op een wiel, langs den Kortrijkschen heerweg te Steenbrugge, niet ver van het St. Trudoklooster. 1, 5. Dirk van Beerendonc uit Zaltbommel, had zich schuldig gemaakt aan sodomie, en werd op 10 September 1494 veroordeeld om levend verbrand te worden (metten viere ende stake ter doot). I. 15. Met dieven en landloopers sprong men niet zacht om. De dief Filips de Deckere uit Roeselare werd op 30 Augustus 1511 aan de galg geknoopt, zonder biechten, (1, 66), en de beurzesnijdster Glaudine Malengiene (een voorbestemde naam!) uit Rouanen, werd op 7 Februari 1514 levend begraven (gerecht metten pit ter doot). Deze vrouw was een oud bekende van het Brugsche gerecht, op 24 December 1510, was ze reeds openbaar tentoongesteld op den Burg op een ton en daarna drie jaar gebannen uit Vlaanderen, met de bedreiging van haar beide ooren afgesneden te worden wanneer ze vóór tijd durfde terugkeeren. Ze was namelijk medegetrokken met een bende dieven, en dan nog in manskleedij, wat volgens de schepenen ‘contrarie der eerbaerhede van allen vrauwen was’ (I. 59 en 75). Moesten onze vroede schepenen nu eens terugkeeren in de zomermaanden, ze zouden veel vreemde ‘Glaudinen’ op een ton moeten plaatsen op den Burg, omdat ze gekleed loopen ‘contrarie der vrauwen eerbaerhede’. Voor vrouwenmoorden wilde men het gespuis een heilzame vrees op het lijf jagen; zoo werd de vrouwenmoordenaar Filips Zeghaert, op 16 Februari 1543, onthoofd op den Burg, waarna zijn rechterhand afgehouwen en samen met het zwaard van de moord op den Burg aan een schavot gehangen werd, terwijl zijn lichaam tentoongesteld werd op het Galgestuk op een wiel. II, 94 v.
Nevens de doodvonnissen, geven de registers ook vonnissen van verminking. Een driedubbel vonnis werd op 16 Maart 1527 uitgesproken tegen Coppin Hubrechtszone, die zich schuldig | |
[pagina 262]
| |
gemaakt had aan dieften en banbreuk. Hij werd op een wagen geplaatst met een galg boven hem en een strop rond den hals, en gegeeseld op den Burg, de St. Jansbrug, vóór de Beurs en op den hoek van de Vlamingstraat op de Markt, waarna hij buiten de Smedenpoort gevoerd en er nog eens gegeeseld werd; ‘de reste van beede zyn hooren, die hy nog hadde’ werden afgesneden, en hij werd vijftig jaar buiten Vlaanderen gebannen op straf van de galg. I, 183 v. Op 24 Juli 1540 was het de beurt van de dievegge Clare Arents uit Brouwershaven; ze werd tentoongesteld op een schavot, met vóór haar een graszode waarin een spade geplant was, daarna werd een stuk van heur rechteroor afgesneden, en werd ze ook vijftig jaar buiten Vlaanderen gebannen, op straf van levend begraven te worden. II, 62 v. Baltin van Heze was vóór tijd teruggekeerd uit de verbanning; hij werd op 7 Juni 1543 gegeeseld op zijn naakt lijf, het eerste lid van den kleinen vinger van zijn linkerhand, alsook zijn geheele rechterhand werden afgehouwen, en ten slotte werd hij voor tien jaar buiten Vlaanderen gebannen op straf van de galg. II. 99 v. De stadssurgienen of heelmeesters waren altijd aanwezig bij de verminking, om de gestrafte te ‘cureirne’ na de uitvoering, ze werden ervoor door de stad ‘5 schellinghen grooten van elcken persoon’ betaaldGa naar voetnoot(1). Op 17 April 1545 wordt de twister en dief Jacop vande Cole op een schavot gesteld met een rooden lap voor hem, daarna gegeeseld op zijn naakt lijf, zijn tong doorstoken met een els, omdat hij wat te veel scheldwoorden gebruikt had, en eindelijk vijftig jaar verbannen buiten Vlaanderen op straf van onthoofding. II, 130 v. Andries Dondasse uit Schotland had valsche aflaatbrieven verkocht, hij werd op 31 Januari 1512 veroordeeld om, behangen met zijn aflaatbrieven, een uur | |
[pagina 263]
| |
lang op den Burg op een schavot tentoongesteld te worden, waarna hij met roeden zou gegeeseld worden, en gebrandmerkt op zijn beide wangen ‘met een gloeyende prente’ (waarschijnlijk een gekroonde b) en tien jaar uit Vlaanderen gebannen op straf van onthoofding. I, 67 v.
Een bijzondere straf voor sodomieten en tooverheksen was het afbranden van het hoofdhaar, om hun een voorsmaak te geven van het helsche vuur. Aldus werd Hannekin Rousee van St. Omaars, den 8 Januari 1508, op een schavot gegeeseld in den Burg, daarop een deel van zijn hoofdhaar afgebrand, en vijf jaar uit Vlaanderen gebannen op straf van onthoofding. Op 10 Juli 1514, was het de beurt van Maertyne Adriaens; ze was gegeeseld op den Burg in de Loove, waar de schout zetelde, waarna heur hoofdhaar afgebrand werd; ze werd tien jaar buiten Vlaanderen gebannen op straf van onthoofding. I, 81. Katelijne Oubaert, weduwe van Bouden Beernaert, uit Westkapelle, die zich schuldig gemaakt had aan superstitie en verdacht was van tooverij, werd op 26 Augustus 1538, op een schavot tentoongesteld op den Burg, met vóór haar al het noodige om levend verbrand te worden, namelijk een schoof stroo, zes bondels rijshout en een pan met vuur; daarna werd haar een vlassen pruik op het hoofd gezet en verbrand ‘mits dat ze gheen haer en heift’, en werd ze vijftig jaar buiten Vlaanderen gebannen, op straf van ‘gerecht te zyne met den viere ende stake’ (levend verbrand). II, 11.
Een onteerende straf, was het afscheren van haar en baard; bij het volk is daar nog iets van overgebleven, want na het aftrekken van de Duitsche bezetting op het einde van den oorlog, werd hier en daar het haar afgesneden van de vrouwen die al te gemeenzaam met Duitsche soldaten omgegaan hadd en. | |
[pagina 264]
| |
Jan Schuerman, bedelaar, dief en tuisscher, werd op 12 Februari 1522, zijn haar afgeschoren, op een wagen rondgevoerd en gegeeseld op den Burg, de St. Jansbrug, vóór de Beurs, op den hoek van de Vlamingstraat en buiten de Smedenpoort; hij moest dan zes jaar gaan wonen in een van de hoofdsteden van het eiland Cyprus, en een bewijs van verblijf medebrengen wanneer hij terugkeerde. I, 120. Nikolaas Rachet uit Geneve, bedelde verkleed in priester, en bedroog het volk met beeldekens; den 21 Februari 1545, werd hij op een schavot gesteld, behangen met de sanctjes die hij verkocht, zijn haar en baard werden afgeschoren, hij werd gegeeseld en tien jaar uit Vlaanderen gebannen op straf van de galg, II, 127.
Andere misdadigers werden enkel gegeeseld en verbannen. De veertienjarige Adriaen Oblyc, die ‘orrible eeden’ gezworen had, werd gegeeseld in de Loove, op 11 Mei 1510, en één jaar buiten de stad verbannen; indien hij vóór dien tijd terugkwam, zou hij in 't openbaar op een schavot geplaatst worden, en met een gloeiend ijzer door zijn tong gestoken worden. I, 54 v. Jan Mussche werd erger gestraft; hij had om een wedding in de herberg den Gapaerd ('t Apertje), langs de vaart tusschen Brugge en Damme, een man met zijn oor aan een staak genageld. Hij werd op 6 November 1501, met zijn oor aan een staak genageld op den Burg, en zes jaar uit Vlaanderen verbannen, met last van te gaan wonen op het eiland Rhodus. I, 29 v. Een barbier, waarzegger en kwakzalver uit Rijsel, Hacquinet de Bailleul, had zieke menschen bedrogen, door te beweren dat hij de pokken genezen had te Napels; hij werd op 23 Juli 1502, gedurende één uur op een schavot gesteld, met een bard vóór hem, waarop zijn misdaad geschreven stond, daarna werd hij een jaar buiten Vlaanderen gebannen, en moest gaan wonen in een van de Italiaansche steden, Florence of Bologna; bij zijn terugkeer moest hij een bewijs van verblijf | |
[pagina 265]
| |
medebrengent op straf van onthoofd te worden. 1,33. Pieter Weyts, die zijn zuster mishandeld had, werd, op 15 September 1520, gebonden aan de traliën van het Steen (de gevangenis) en er gegeeseld; hij moest daarna drie jaar gaan wonen te Palermo in Sicilië. I, 116 v. Rogier Roest, die zijn moeder en zijn stiefvader mishandeld had, werd anders gestraft; op 7 Februari 1517, werd hij in 't gevang op water en brood gezet zoolang als het de schepenen zou believen; na deze straf moest hij in zijn hemd, met een kaars in de hand, tusschen twee schadebeletters, naar het huis van zijn ouders gaan en er vergiffenis vragen, en vandaar naar de H. Bloedkapel om er zijn kaars offeren; hij moest daarenboven twaalf pond geven in aalmoes en één jaar binnen de stad blijven, op straf van één lid van een zijner vingers te verliezen. I, 97. Een prachtig voorbeeld van een straf waar het misdrijf heel duidelijk aangegeven wordt, is het vonnis uitgesproken tegen den overspeler Joos Dierix uit Assche, van 15 Januari 1552. Hij werd op een schavot tentoongesteld met twee spinrokken voor hem, daarna werd hij gegeeseld op zijn naakt lijf, en zes jaar gebannen uit Vlaanderen op straf van de galg, II, 221.
Het keizerlijk edikt van 4 December 1554 bracht de dwangárbeid in voege in onze streken. De keizerlijke vloot werd voorzien van snelvarende galeischepen met twee masten en aan ieder boord 25 tot 50 riemen, waardoor deze schepen onafhankelijk werden van den wind. Ieder riem werd door drie man bediend. Om kostelooze roeiers te hebben, besloot de keizer de zwaargestraften als roeiers op de galeien te doen dienen. Vandaar nog de huidige naam galeiboeven voor de misdadigers die tot dwangarbeid veroordeeld worden. De moordenaar en buitendrinker Colyn du Flou uit Kamerijk, werd op 12 Januari 1555 veroordeeld om zijn leven lang op de galeien te dienen. II, 277. | |
[pagina 266]
| |
En nu tot slot, een vonnis dat ons herinnert aan de straf van Jan Reingoot te Veurne in 1558Ga naar voetnoot(1). Claeys de Camont was naar den buiten gaan drinken, omdat de drank er goedkooper was, daar er geen stadsrechten op geheven werden; aan de Boeveriepoort was hij in opstand gekomen tegen de schadebeletter die er de wacht hield en had zijn mes getrokken. Op 28 Januari 1553, werd hij door de schepenen veroordeeld om in zijn hemd ‘blootshoofts ende barbeens’ in de vierschaar vergiffenis te vragen aan den burgemeester van den courpse, die het hoofd van de politie was, met een kaars van drie pond in de hand, in hetzelfde gewaad mis te hooren op zijn beide knieën; daarna moest hij nog eens vergiffenis vragen aan den burgemeester, en er de kaars ter eere Gods laten. Binnen de zes weken moest hij in de vierschare leveren ‘een motalen vuust weghende 12 pond, met een plate van latoene, inhoudende de cause waeromme ende by wien dat die daer ghestelt es’. Hij moest ook drie jaar binnen de stad bl ijven, op straf van zijn vuist te verliezen. II, 251,Ga naar voetnoot(2). R. Verpompe. |
|