Westvlaamsche Zanten.
(Vervolg van bl. 194)
Hemd. Spreuk te Knokke: 't hemdetje spant nauwer of het rokstje. Gehoord in volgende omstandigheden een zoon verlaat het ouderlijk huis door wangedrag gedreven. Zijn vader meent dat hij algauw zal terugkeeren, want zegt hij: 't Hemdetje spant nauwer of het rokstje. Te Westkapelle rokstje = onderveste.
Jentje (Dudzeele. uitspraak met lange opene e): kinderschrik. Zie bijdrage ‘Jantje’ B. De Langhe. Biek. 1932, bl. 105.
Jok (Knokke): juk om emmers te dragen.
Kak springen (Dudzeele): hinkelspel bij de kinders.
Kalle (Knokke) of Snottekalle: snot onder den neus.
Kallen of Kalletje spelen (Westkapelle): hinkelen, kinderspel.
Te Heist: kalletje spelen (kalle of kalletje = hinkelblok).
Te Knokke: hinkelen, hinkelblok.
Te Heist mogen de kinders een stok gebruiken. Te Knokke nooit.
Kalf (Knokke, enz.): het kalf van een geweere = geweerkolf.
Kammelinge (Knokke, Westkapelle): kammelinge van strooi = stroo afval. Ww. kammen bij De Bo: met een houten langgetanden rakel het kort stroo in den schuurvloer vertrekken en klutsen, om er het graan uit te schudden nadat het gedorschen is.
Een bond kammeling = een bond kort strooi (Knokke).
Kankerblommen (Knokke, Heist, Dudzeele en op vele andere plaatsen): kollebloemen, wilde papavers.
Volksetymologie: men maakt den kinders wijs dat deze bloemen den kanker veroorzaken. In werkelijkheid vindt deze benaming haar oorsprong in de oude medicyne. Aldus lezen wij bij Dodoens: ‘De bladers met de groene bollekens gestooten, zijn seer goet gheleyt op alle quade heete sweeringen, ende op 't wilt vier...’ Bij hem heet deze plant: Wilde Heul, Clapperroose, Collebloeme. Clapperroose: omdat het zaad in de rijpe vruchten klappert of kluttert Kollebloeme een kolle is