Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |||||
De Sinte-Machuutskapel te Pollinkhove.OVER het huidig kapelleke van St. Machutus en zijn vereering te Pollinkhove schreef E.H.A. Mervillie eenige woorden alhier in Biekorf, jaargang 1933, bl. 36. De herberg ‘In St. Machuut’ en de Sinte Machuutsbeke laten voorzien dat de heilige daar vroeger zeer vereerd was. Op de plaats waar het huidig kapelleken staat, stond vroeger een groote kapel. Onlangs vond ik in een handschriftGa naar voetnoot(1), de volgende aanteekeningen over de oude kapel: ‘Doen maeken by Monsr Gaspar Perin ende dheer Jean Galle 1608 ende dheer Lowys de Cokere... Aernoudt de Schoolmeester ende notabel prochiaen. Dit las men op de tweede balke der Cappelle van Sinte Machuut in Pollynckhove, bewijs zoo van de persoonen, die deze cappelle hebben helpen erstellen als van het jaer op dewelke deze erstellingen naer de Beeldstormerie van de sesthiende eeuwe is gedaen. Deze Capelle van dheer advocaet Ysenbrand geboortigh van Veurne van de fransche Republieke afgekocht zynde voor......Ga naar voetnoot(2), is ter leetwezen van de prochiaenen der bovengemelde prochie afgebrooken ten jaere 1801. Eene van de oudste cappellen van den lande, zynde gebouwt van bergsteenen, zy hadde van wederzyden vier vensters en eindigde in... Cul de lampe; haere hoogte int vierkant was......Ga naar voetnoot(2), haere breede.......Ga naar voetnoot(2), het dack alsook het geene van het torreken in het midden was gedekt met schallien. Zij was geleden 14 jaeren geheel geplatfoneerd geworden alsook gelam- | |||||
[pagina 185]
| |||||
briseert, met een fraey pavement, nieuwe boiserie ende autaer à la romaine. Het klokxken inthyden afgedaen hanght jegenwoordigh in den kerktooren van Pollynckhove mete hun klok accoord gegoten ten jare 1785, van de fransche troepen is weggerukt in September 1793.’ Hieruit kunnen we opmaken wanneer en door wie de kapel hersteld is geweest na den Geuzentijd, wie ze gekocht heeft na de Fransche Omwenteling en wanneer ze afgebroken is geweest. Deze beschrijving laat ons ook eenigszins het uitzicht der kapel kennen. Wanneer die herstellingen geschied zijn, zal ons verder bekend worden. Aan de hand van het ‘Register van alle Rekenynghe van de goederen competeerende de Cappelle van Ste Machuyt in Pollynckhove beginnende met den 16 Meye 1734 ende eindigende den 4 Prairial l'an 5 R.F.’Ga naar voetnoot(1 heb ik verder gezocht en veel punten kunnen opklaren, alsook nieuwe onbekende gegevens gevonden. Eerst zal ik de hezittingen der kapel aanduiden, vervolgens handelen over de diensten, die er gedaan werden en een lijst der bekende kapelaans en kosters er bijvoegen. Het uitzicht en de ligging der kapel zal ook eenigszins kunnen beschreven worden bij middel van die rekeningen. De herstellingen, waarvan de ‘Recueil’ sprak, zal ik breedvoerig kunnen behandelen. Om te eindigen wil ik nog eenige bijzonderheden geven betreffende het vernieuwen van het kapellegoed en een lijst van de kapellemeesters. | |||||
De bezittingen der kapel.Het register van de rekeningen geeft ze klaar en duidelijk aan volgens de gemeenten, de hoeken en de wijken. Het zijn de volgende: Te Pollinkhove. Op den Westkerckhofhouck bezat de kapel ‘'t Spyckerhofstedeken met 7 lynen lants’. Dit | |||||
[pagina 186]
| |||||
Spyckerhofstedeken stond volgens de rekening van 1742-43 ‘nevens de capelle’. Daarenboven nog twee stukken bedrijfmeersch. Ook op den Oostreckemhouck, den Oostkerckhofhouck en den OosthalhouckGa naar voetnoot(1) bezat de kapel verscheidene gemete lands. Buiten Pollinkhove bezat de kapel nog: te Isenberge: ‘3 gemeten een lynne 50 roeden landts’; | |||||
Diensten: Bekende Kapelaans en Kosters.Van af 't begin der rekening (1732-33) tot aan het jaar 1774 waren er wekelijks twee gezongen missen gecelebreerd, want ieder jaar vinden we den post terug ‘over 't celebreeren van twee missen te weke’. Doch de eerste rekening zegt reeds ‘in plaetse van twee hondert veertigh ponden paresyse by jaere, gelyck by voorgaende rekenynghe ghedaen door Joannes Didier, voorgaende capellemeestere, is uytgetrocken geweest maar een hondert 32 pond parisis by jaere om dieswille deselve cappelle in een soberen staet is ende dat die nu niet voorder en can contribueeren; by dies en wordt hier maer totdat de gheseyde cappelle in beteren staet werdt maer uitgetrocken over dese twee jaeren de somme van 264 pond p.’. De staat van de kapel zal altijd maar erger worden, zoodat de kapelaan in 1757-58 maar honderd pond par. meer zal krijgen. In 1765-66 werd hij niet meer betaald ‘ter causen van de grootte reffectien ende reparatien die waeren ontbreeckende aen dese capelle’. In de volgende jaren wordt hetzelfde telkens herhaald. Naderhand moeten de achterstallige jaren toch betaald zijn geweest, want in Rek. 1775-76 lezen we 't volgende: ‘By het eerste art. onder de betaelinge van den geseyden ontfanckbouck is bekent dat volgens het oudt gebruickt ende rekeninghe deser capelle aldaer gece- | |||||
[pagina 187]
| |||||
lebreert hebben geweest twee missen ter weeke waerover heer Joan. Frans De Baenst, onderpastor deser prochie, over het dechargeeren derselver missen betaelt is tot den 1 meye 1774, 't sydert welcke daete de geseyde missen syn onderbleven totter tydt dat hooftman ende prochiaenen als regierders derselver capelle sullen geraedich vinden van de geseyde missen te doen dechargeeren waerop sy voor als noch geen resolutie en hebben genomen ende oversulcx dat den Rendant daer over geene betaelinghe en heeft gedaen’ (Memorie). Moeilijkheden zijn ontstaan betreffende het betalen van den onderpastor. Op Fo 171 verso vinden wij dat tegen den abt van Eversam, als grooten tiendeheffer der parochie, een proces is ingespannen geweest door den hoofdman en de parochianen omdat hij volhield dat ‘de portie congrue van den heer onderpastoor eerst moeste betaelt wesen uyt het incommen van de goederen deser capelle.’ Een sententie van den Raad van Vlaanderen stelde den abt in 't ongelijk en verklaarde ‘de capelle goederen van St Machuyt vry ende exempt vande questieuse vicepastoreele competentie’. (16 Sept. 1776). Zoo kwam het dat er sedert 1774 maar twee missen per jaar meer gezongen werden. De rekening van 1783-84 vermeldt dit aldus: ‘Aen heer en Mre François De Baenst over zyn honorairen van gedaen te hebben elf singende missen in deselve cappelle ende syne agistentie in elf gelycke missen gedaen door den heer pastor in deselve cappelle sydert den jaere 1774 tot hedent’. (Fo 189 verso) De twee gezongen missen werden telken jare gecelebreerd op het feest van St Machutus, door den pastor en den onderpastor van de parochie. De Kapelaans die ons bekend zijn uit de rekeningen zijn de volgende:
| |||||
[pagina 188]
| |||||
In dien tijd volgen vier kosters aan elkaar op:
| |||||
Uitzicht en ligging van de kapel.Volgens de ‘Recueil’ was de kapel gebouwd uit bergsteenen en had langs weerszijden vier vensters. Langs de buitenkant waren schraagpijlers, want de rekening van 1732-33 spreekt van ‘'t vermaecken van de droomers.’ De kapel was gedeeltelijk gedekt met schaliën en gedeeltelijk met tegels of pannen. De pannen lagen ten zuiden, want de rekening van 1765-66 spreekt van ‘700 Deckpannen ende 20 Veursten vervrocht op de zuudtsyde’ (Fo 127 verso). Nog elders in de rekeningen is er sprake van ‘'t vermaecken van 't pannendack van Suyden de Capelle’. De schalien lagen ten oosten en ten noorden. Dezelfde rekening van 1765-66 zegt dit klaar en duidelijk: ‘Tot het nieuwleggen van het schalliedeck van Oosten ten deele van Noorden op de geseyde capelle heeft den rendant geemploieert van de schallien die waeren competeerende aen de kercke den nomber van 4168.’ De kapel lag ten zuiden van Pollinkhove. In de rekeningen hebben we nu nadere aanduidingen gevonden over hare ligging. Volgens rekening van 1761-62 stonden ‘almkens van Noorden dese Cappelle langst den Burghwegh (Fo 115 recto). Rekening 1765-66 gewaagt van ‘'t paveeren den steenwegh van Noorden de Cappelle’. Langs de kapel liep ‘een voetweg’. Tusschen de kapel en de straat was er een gracht; verscheidene malen wordt daarvan ge- | |||||
[pagina 189]
| |||||
sproken o.m. in 1765-66: ‘Betaelt aen Joseph Dehem over het delven den gracht, tusschen de straete ende dese Cappelle met het breeden van de aerde.’ Nevens de kapel ten Noord-Oosten lag het Kapel-hofstedeken of het Spyckerhofstedeken. De rekeningen spreken nog van een Cappellehuys nevens de kapel, doch dit schijnt hetzelfde te zijn als het hofstedeken, want dezelfde pachter wordt aangeduid voor 't Spyckerhofstedeken en 't Cappellehuys in die rekeningen, waar de twee vermeld staan. Wat niet heelemaal overeenkomt met die gegevens aangaande de ligging, is de kaart van de kasselrij Veurne. De ‘Burchweg’ komt van Veurne, loopt langs Oeren en komt dan ten westen van de kapel. ('t Vervolgt). C. Denorme. |
|