worpen. Evenals al de hoogere schaaldieren doen zij dat van tijd tot tijd. Zij leven dan eenigen tijd met de nieuwe weeke huid, die den groei toelaat. Krabben, dic hun huid hebben afgeworpen, zijn eveneens week en heeten daarom waterkrabben.
Fig,. wordt geernare voor een mager en deerlijk kind gebruikt, evenals men in 't Z. een tetting zou zeggen.
Geernaareiers (Knokke), te Heist: de veust van de geernaars, ook geernaarluizen genoemd door 't volk dat niet van de zee is. De wijfjes der garnalen leggen vele eieren, die tusschen hun zwempooten vast geplakt blijven en meegevoerd worden tot zij uitkomen. Om de eieren te doen plakken wordt er een plakmiddel afgescheiden door klieren, die in de nabijheid der vrouwelijke geslachtsorganen liggen. De geernaarjongen groeien rap: na 1 jaar zijn zij 4 cm. en na 1 1/2 jaar reeds 6 cm. lang. Elk wijfje legt per jaar 5000 eieren.
Gemalitioneerd (Westkapelle): slecht. schurkachtig, doortrapt. Een Fr. woord.
Genieën (Westkapelle): gedachten, inbeelding. Bv. ‘deze vent is niet ziek, 't zijn genieën’.
Gent. Entwien Gent toogen (Knokke) = iemand met het hoofd opheffen. Een gevaarlijk kinderspel.
Gerieken. Mallekaars n asem niet kunnen gerieken (Knokke, Dudzeele) beteekent malkaars aanwezigheid niet kunnen verdragen. Die twee kinders kunnen malkaars n asem nie(t) gerieken of ze vechten.
Gezind. Gezind lik een haze (Dudzeele): welgezind.
Giezen (Gulleghem): anderwatten, gijzen.
Gilwe: geel. Zoo gilwe of een ring (Dudzeele). Bv. de lucht zit zoo gilwe of een ring.
Glets (Knokke, Dudzeele): lets, lus. Een glets leggen: een lus maken.
Gluien (Dudzeele): gloeien. Verg. bluien (bloeien) en gruien (groeien).
Gorgelen (Dudzeele): de r in de kele maken.
Gouden appeltjes (Westkapelle). Wordt hier en daar nog soms buiten de gewone omgangstaal voor tomaten gebruikt-Dodoens schrijft: ‘De Nederlanders noemen de vrucht van dit ghewas Gulden Appel: de Hooch Duytschen Golt opffel: de Fransoysen Pommes d'Amour: de Italianen Pomi d'oro. In Latijn heetense Aurea mala’.