Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
[Nummer 3] | |
Spaansche Witte Donderdag in Vlaanderen.DE Spanjaards die in de beroerde XVIe eeuw hier te lande in garnizoen lagen, vierden Witten Donderdag op hun eigen grootdoende wijze met een soort nachtelijke boetprocessie. Die vreemde geeseltocht liep van kerk tot kerk om te eindigen bij een pronkerig verhoog waarop het Allerheiligste en waarvoor het Kruisbeeld rustte. Onze voorouders die op dien dag de ingetogen stemming kenden van een ‘heilig graf’ of ‘sepulchre’, en het stil ‘kruipen’ rond het kruis, moesten wel vreemd opkijken naar het geweldig vertoon van den onlieven bezetter. Even vreemd voorzeker als een buitenlander die de hedendaagsche nachtprocessie van Witten Donderdag te Sevilla te zien krijgt! De Iepersche kroniekschrijver, Augustijn van Hernighem, vertelt omstandig het mimodrama van den Spaanschen Witten Donderdag dat hij in 1572 voor het eerst in zijn stad te zien kreeg. | |
[pagina 58]
| |
‘Op den witten donderdach [1572] zoo hebben de spaeingaerds ghehouden een processie beghinnende vande predicaeren tsnachts ontrent den 9 hueren ende quamen lancks de Montstrate. Alvooren ghynck eenen met een groot cruus gheladen, ghecleet ghelyckmen in een spel des ghecruusten Jesus speilt; daer naer zoo ghynghen 3 ofte 4 gheladen met groote yseren latten, ghecleet in huer lynwaet; daer ghynck eenen met een trompet blazende stilleachtich; daer naer ghynghen een groote menichte alle in huerlieder lynwaet met de bloote voeten het ansichte bedeckt ende met den ryck bloot, huerlieder zelven gheselden met groote swyepen met zelveren sporkens daer an zom 7 zom 5 zom 4, ende an huerlieder zyde ghynck eene met eenen flampeu ofte torse; ende zy droughen oock in die middel vande processie een beilde onsen Heeren metten cruusse ende huerlieder pristers ghynghen al zynghene ende noch ander van sinte Maertens, twelcke was vreempt om zien, maer men hadde niet gheloeft dat zy hemlieden alzoo huer zelven zouden ghetracteert hebben want zy niet op en heilden van slaene, ende ghynghen sinte Pieters duer de kercke van daer sinte Jacobs ende te Fruminneren aldaer zy ghemaect hadden een zeer schoone plaetse aldaer het sacrament ruste ende daer stonder 6 ofte 8 ghewapent ende het ansichte verdeckt met vesieren datmense niet en kende ende stonder zonder eeten van witten donderdach tsnuchtens ontrent de 10 hueren tot goede vrydach te 10 hueren voor noene. Na de processie commende te Fruminneren zoo hebben zy huerlieden devotie ghedaen ende quamen te sinte Maertens ende van daer naer de predicaeren, maer men hadde niet gheloeft hoe dat zy bestiert waeren vanden bloede datmen de sommighe niet en zach vande gheselynghe alzoo bestiert dat huerlieden ryck gheheel rau vleesch was.’Ga naar voetnoot(1) In de jaren na de herovering willen de Spanjaards, nog meer dan vóór den opstand, te Ieper den toon aangeven in 't vieren van den Witten Donderdag. In de Goede Week 1588 zijn de timmermans aan 't werk in 't Gasthuis op de Markt: 't is daar dat ‘op de zuytzyde van den choor buyten den choor’ de groote ‘tooch’ of praalautaar voor de Spanjaards opgericht | |
[pagina 59]
| |
wordt. Den Donderdag namiddag ‘zoo deden zy zeer vele groote menigte wassen keerssen bernen en flambeelen, en 't wasser zeer costelyk’ want de ‘twaalf ofte meer’ trappen waren bedekt met fluweelen koorkappen. Beneden aan weerszijden den autaar waren twee groote tafereelen uitgebeeld: het oordeel van Salomon ‘met beyde de vrauwen van de kinderen, het eene dood’; en Jezus bij den Jacobsput in gesprek met de Samaritaansche vrouw. Buiten de kerk hing er een Judas met zijn geldbeurs gruwelijk opgehangen aan een ‘vlienderboom’ met een duivel op zijn lijf. Dit waren al ‘personagien eene manspersoone groot’. Voor het verhoog stonden er vier soldaten op wacht in volle wapenrusting. Zeer veel Ieperlingen gingen de zeven kerken, maar in 't Gasthuis stropte het van 't volk, men ‘konste zeer kwalyk uyt ofte in’ van al de nieuwsgierigen. Om tien uur 's avonds hielden de Spanjaards een geeseltocht zooals hiervoren in 't jaar 1572. Op den Goeden Vrijdagavond herhaalden zij hunne processie, doch met weinig geeselaars. Dit zijn de ‘vremde manieren’ door de Spanjaards alhier onderhouden, zoo besluit de vrome Ieperling, doch zij zouden beter gedaan hebben ‘hun kwaed en goddeloos leven te bekennen ende eerbaerlijk te leven’.Ga naar voetnoot(1) Ook te Gent vierden de Spanjaarden, al kort na de eerste bezetting, den Witten Donderdag op hun manier. De gebroeders van Campene beschrijven in hun Dagboek die ongewone doening op den Witten Donderdag en Goeden Vrijdag van 't jaar 1568. In de kerk van het Tempelhuis en in de Sint-Janskerk (St. Baafs) stond er, vóór het koor, ‘al hooghe ghestelt eenen aultaer met xv trappen; daer vooren ende voor tcruce hebben de Spaignaerden ende insetenen huerlieder devotie ende ghebede ghedaen met knytbootinghe ende anderssins...; ende inden inganck vande kercke waren sommeghe | |
[pagina 60]
| |
Spaignaerden die met bussen ende wapenen de wake hielden jeghens de overwillighe.’ Buiten de kerk van het Tempelhuis hing, zooals te Ieper, aan een boom ‘de ghedaente’ van Judas. Het is echter op den Goeden Vrijdag dat de Gentenaars een Spanjaard zagen optreden, vermomd en vergezeld van twee soldaten; terwijl hij door de straten trok, geeselde hij ‘hem zelven met een zweepe zeer scherpelick op zynen rugghe,... ende thende vande zweepe waren sommeghe zelver aecxkins’.Ga naar voetnoot(1) Ook te Antwerpen, te Brussel, te Maastricht werden in den Spaanschen tijd dergelijke boetprocessiën op Witten-Donderdagavond ingerichtGa naar voetnoot(2). Na de herovering en onder de Aartshertogen zijn het meestal de Capucijnen die de Spaansche manieren op verzachte wijze trachten in leven te houden. De groote ommegang van Akkergem (Gent) was voornamelijk op den Witten Donderdag druk begaan en uit Akkergem kwam het gebruik naar Veurne over, waar de Capucijnen bijna een anderhalve eeuw den kruisweg op den Witten Donderdag te middernacht hebben geleid. In den Veurenschen nachtelijken kruisweg van den Witten Donderdag, die tegenwoordig nog gegaan wordt, leeft er iets van een Spaansche overlevering voort. En misschien staat de Brugsche ommegang van den Witten-Donderdagavond niet los van dezelfde overlevering? Men heeft genoegzaam herhaald dat de boetprocessie | |
[pagina 61]
| |
van Veurne (1644) een Spaanschen stempel draagtGa naar voetnoot(1). Doch vanwaar en langswaar werd dit Spaansche kenmerk overgenomen? De hierboven beschreven Iepersche processiën, samen met degene die uit andere steden bekend staan, leeren m.i. duidelijk waar het model van de Veurensche boetelingen te vinden lagGa naar voetnoot(2). Doch in den vroegen Spaanschen tijd waren onze voorouders geenszins bekoord om de laatdunkende devotie van den verdrukker na te volgen. De herovering, de religieuse herstelling onder de Aartshertogen en Spaansche smaak bij de Capucijnen hebben daartoe den weg gebaand; de vrome Veurenaar kon in 1644-1650 aanbidden wat de vrome Ieperling zeventig jaar vroeger hartgrondig verbrandde.
De Spaansche praal rond het voorheen bescheiden ‘heilig graf’ of ‘sepulchre’ heeft eveneens de stemming van den Witten Donderdag alhier gewijzigd. Algemeen werden de ‘hovekens’ nu hoog opgetimmerd, schitterend versierd en dikwijls militair bewaakt. Het aangehaalde voorbeeld van Gent (1568) en Ieper (1572 en 1588) is in onze meeste steden terug te vinden: waar de kronieken zwijgen, spreken kapittelacten en kerkrekeningen van het nieuwe gebruik. Te Antwerpen waren het de Castilliaansche kooplieden die in 1575 een nieuw heilig graf bij de Jezuieten gingen oprichtenGa naar voetnoot(3). In 1590 (4 April) kwam een Spaansch officier aan de Kortrijksche kapittelheeren de toelating vragen om in hun kerk vóór het O.L. Vrouwaltaar een ‘theatrum’ of verhoog te mogen optimmeren | |
[pagina 62]
| |
als rustplaats van het Allerheiligste op den aanstaanden Witten Donderdag. De gevraagde toelating werd hem verleend.Ga naar voetnoot(1) Diksmuide heeft in de jaren 1607-1613 ‘den outaer van tgraf van Onsen Heere’ zoo schitterend versierd en met soldaten en ‘waekers int harnas’ bezet, dat de uitgaven door de inkomsten van de Goede Week niet meer gedekt werdenGa naar voetnoot(2). Doch het is alleszins Nieuwpoort dat de krone spant en het langst aan het Spaansche heilig graf op den Witten Donderdag heeft vastgehouden. Het schitterend Paeschhuys ‘daer men in geene steden van ons land, zelfs te Dunkerke, Cales, Bergen, etc. zulk eene vond’ is, tot in het jaar 1864, telkens opgetimmerd geweest: een statig en prachtig versierd verhoog ‘bewaekt door vier gewapende mannen met pieken... die op ieder uurslag een stoot met hunne pieken gaven ende bleeven aldaer dag en nacht...’ Dit graf, oorspronkelijk in 1586 opgericht in de kapel der Spanjaards en door den ‘major-dome’ van de kapel met zijn soldaten bewaakt, verhuisde later naar het hoogkoor en ten slotte naar de kapel van de Nood Gods waar de Hoveniers (gilde van het heilig Kruis) op Witten Donderdag 1864 een laatste maal met mantel en piek de wacht hielden. J.B. Rybens besluit zijn beschrijving met een weemoedige beschouwing: ‘Welke al veranderingen dat men ziet zoo in de kerk, als anders; wat zouden onze voorouders daeraf zeggen dat zij te voorschijn kwamen, zij die dit alles ingesteld hebben ende doen maeken!’Ga naar voetnoot(3)
Om nu Brugge niet te kort te doen bij de verdeeling van dit Spaansch goed, wijzen wij op den Judas van de Maricolen. In Rond den Heerd 1875, bl. 131, | |
[pagina 63]
| |
schrijft A. Duclos van afbeeldingen op Witten Donderdag die ‘doen peinzen op degene die bij de Maricolen te Brugge, in den Ouden Zak eertijds - nu nog? - te zien waren, en waar gansch de passie, in beeldekens, uitstond rond de kapelle, met Judas aan de galge; en de jongens gaven hem een wip al voorbijgaan, om hem eens te doen wiegewagen door de lucht.’ Duclos schijnt dien Judas nog gezien te hebben. Aldus is het waarschijnlijk dat Brugge het langst een Judas is blijven ophangen volgens een Spaansche overlevering die wij hierboven te Gent (1568) en te Ieper (1588) vaststelden. Een verder onderzoek van bronnen en oorkonden zou voorzeker nog menige bijzonderheid betreffende den Spaanschen Witten Donderdag in onze Vlaamsche steden aan het licht brengen. A. Viaene. |
|