Biekorf. Jaargang 44
(1938)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Het zalig kind Achas van Torhout.HET kind Achas stierf in zijn zevende jaar te Torhout, ten tijde van gravin Joanna, in 't jaar 1220. Zijn leven was zoo voorbeeldig en stichtelijk dat de Brabantsche Predikheer Thomas van Cantimpré het veertig jaar later (1256-61) in zijn beroemd Biënbouc tot een treffend ‘exempel’ verwerkteGa naar voetnoot(1). De lezing van een lijvig Nijmeegsch proefschriftGa naar voetnoot(2) bracht me te binnen dat de overlevering van ons ‘zalig’ Vlaamsche kind tegenwoordig t'onzent al even onbekend is als het merkwaardig Biënbouc-exempel in 't werk van den geleerden promovendus. En toch heeft het verhaal van broeder Thomas vanaf de 16e eeuw een ware letterkundige overlevering in het leven geroepen die omtrent de jaren der Fransche bezetting (1791-1796) beloofde met een plaatselijke vereering verbonden te worden. De letterkundige overlevering, steunend op de éénige bron t.w. het Biënbouc-exempel, loopt over Meyer's vermelding en dateering (Annales onder 't jaar 1220) naar Malbrancq (De Morinis) en het Latijnsch hagiographisch werk van Molanus en Raissius. Onze Vlaamsche verzamelingen van heiligenlevens, vanaf Adriani (1609) en Rosweyde (1619), laten de overlevering van Thomas van Cantimpré nimmer ter zijde en schikken het levensverhaal van het kind Achas meestal onder den 11 Juni. | |
[pagina 23]
| |
Ald us o.m. Den Gheestelicken Palm-boom van Benignus Fremaut; De Godtsdienstigheyt der Belyders (Antwerpen, van Soest); De Levens der Heylige van Nederlant van Adr. van Loo. De Ram schoof het kind Achas in de Leuvensche uitgave van Butler's verzameling. Pastor Huys schreef zoo uitvoerig mogelijk over het zalig kind in zijn Legenden van Sinte Franciscus (Roeselare 1861; bl. 158 vv.). Sedert omtrent tachtig jaar zwijgt nu de geschreven overlevering. Is 't omdat Rond den Heerd er over gezwegen heeft? Hier volgt de levensbeschrijving zooals ze in een der vroegste Nederlandsche overzettingen voorkomtGa naar voetnoot(1), nl. in de Legende van Henricus Adriani, in 1609 te Antwerpen opnieuw uitgegeven door Aubert Le MireGa naar voetnoot(2). | |
Van het heylich kint Achas.‘Daer is tot Toor-houdt een kint van ontrent seven iaren geweest int iaer twelf hondert ende twintich, Achas genaemt, welck aldaer van eerlijcken ouders gheboren is. Ende alst tot zijnen vijf iaren eenen broeder van S. Franciscus orden sach, heeft dit kint met veel schreyens dese cleedinghe van zijne ouders begheert ende vercreghen, het heeft hem oock voor ghelt ghevreest, ende heeft zijnen sin voort op de andere ghebruycken der Ordenen gestelt, alsoo dat men wel heeft moghen mercken, dat het gheen kinderwerck gheweest en was alst dese cleedinghe begheert heeft. Dit kind straften op der straten de kinderen van hare quade manieren, heeft haer oock vande pijne der hellen | |
[pagina 24]
| |
vermaent, ende planten den goeden kinderen in die glorie van den eewighen leven. Dit H. Kint leerden oock andere kinderen den Vader onse ende Ave Maria, alsoo dat die oude menschen oock haer vermaeck hier in ghehadt hebben. Het straften zijnen vader oock dickwils met de woorden diet int sermoon ghehoort hadde. Als zijn moeder op een Hooch-tijdt met desen kinde ter kercken met een root cleet gegaen is, heeft haer dit kint het beelt Christi aenden cruyce ghewesen, seggende: Siet merct wel aen, moeder, hoe Jesus Christus hier naeckt aent cruys ghehanghen heeft, ende ghy hebt u, hem ten spijte met schaerlaken cleederen verciert. Ende dese moeder heeft haren kinde ghehoor ghegheven. Als nu dit kint hooch inde weerdicheyt zijnder manieren, ende seer neerstich int bidden was, is uut deser werelt genomen voor sijn seven iaren, op dat zijn verstant duer de boosheyt niet en mochte verandert worden. Als hem de doot nu ghenaeckte hevet hem ghebiecht, ende heeft oock begheert het H. Sacrament te ontvanghen. Maer als hem dat (overmidts dat het inde H. Concilien verboden is, yemanden voor zijnen behoorlijcken ouder t'selve te gheven) gheweyghert werde, hevet sijn handen naer den hemel gheheven, ende seyde: Heere het is u bekent, dat het mijn alderhoochste begeerte is u te ontfanghen, Heere ick hebbe u begeert, ick hebbe ghedaen al wat ick mach, maer ick hope dat ick van u teghenwoordicheyt niet en sal beroofd sijn. Ende alsmen aen dit graf den Psalm De Profundis heeft willen lesen, en heeft hem niemant ten einde vermogen uut te lesen. Naer de doot van desen kinde, hebben dese ouders de werelt verlaten, ende den Vader is in de Prekeren ordene, ende de Moeder in een Clooster van S. Bernaerts orden gheghaen.’
Rond 1790 moeten de kapittelheeren van Torhout gemeend hebben de ‘relieken’ van het zalig kind | |
[pagina 25]
| |
Achas te hebben teruggevonden. Deze ontdekking was blijkbaar de aanleiding tot het schrijven en uitgeven van een boekje waarvan de titel aldus luidt: Het Kind Achas ofte Bondige Historie van het wonder Leven, Deugden en Dood van dit Heylig Kind, geboren en gestorven binnen Thourout onder het Bisdom van Brugge in Vlaenderen, in het begin van de derthiende Eeuwe. Waer aen men heeft vervoegd verscheyde bemerkingen en opwekzels, betrekkelyk zoo tot Geestelyke als Lichaemelyke zorge ende opvoedinge der Kinderen, in 't bezonder der Arme en Gebrekelyke na beyde den Mensch. Het werkje telt 157 bladzijden in-24o en is gedrukt ‘Tot Brugge by Cornelis de Moor in de Philipsstokstraet’. De goedkeuring (bl. 154) van Kan. Caytan is gedateerd: Brugge 3 December 1791. De inhoud is verdeeld in 11 ‘artykels’ en 4 ‘by-voegsels’. Alleen de eerste twee artikels (tot blz. 20) beschrijven het leven van het kind Achas, volgens de gewone overlevering. Het overige is geheel gewijd aan de verhandeling over opvoedkunde. In het 2e artikel zegt de Schrijver dat de goddelijke Voorzienigheid het leven en de deugden van Achas aan zijn medeburgers van Torhout zoo lange eeuwen heeft willen verborgen houden tot in deze tijden. Door een bij zonder voorval zijn de Overblijfsels van Achas aan 't licht gekomen en worden in eere gehouden totdat de H. Kerk den eeredienst zal toelaten. Van deze ‘relieken’ maken de acten van het kapittel van Torhout gewag: op 5 November 1796 vroegen de proost, de pastoor en twee kanunniken (Schollaert en Maillet) een deel der gebeenten van het kind Achas (aliquam partem sacrorum ossium pueri Achas). De aanvraag werd goedgekeurd en de verdeeling had plaats op 9 NovemberGa naar voetnoot(1). Enkele maanden later zou het kapittel | |
[pagina 26]
| |
voorgoed ontbonden worden. De pas ontloken vereering van het zalig kind ging mede den Beloken Tijd in en is er blijkbaar in ten onder gegaan. Wat is er tegenwoordig te Torhout nog van bekend gebleven? Eigenaardig is de reden waarom het leven van Achas vanaf de 17e eeuw steeds geschikt wordt onder 11 Juni. In zijn Natales Sanctorum (1595) stelt Molanus het levensbericht van den heiligen Rembertus van Torhout, aartsbisschop van Bremen, onder zijn sterfdag, 11 Juni, die te Hamburg gevierd wordt. Omdat Torhout aldus ter sprake kwam, voegde Molanus bij Rembertus' leven een ‘Appendix de puero Achas’: een aanhangsel over het kind Achas van Torhout. Aldus kreeg het zalig kind zijn vaste plaats in den kalender; tot de Bollandisten toe namen dezen datum in hun Acta over. Toch steunt deze dagteekening op geen anderen grond dan Molanus' willekeurige schikking, evenals het jaartal 1220 geen ander gezag dan de Annalen van Meyer kan inroepen. Torhout en west-Vlaanderen zouden wel trouwer de overlevering van het zalig kind Achas mogen vasthouden! En alleszins hun roemrijk kind, den heiligen Rembert, den oudsten missiebisschop uit Vlaanderen, meer eere mogen geven! Op een praalwagen waar ‘Vlaanderen zijn heiligen vereert’ moge men toch nooit meer (zooals in den grooten Missiestoet te Kortrijk, September 1937, jammer het geval was) den grooten zendeling uit de cella van Torhout vergeten! A. Viaene. |
|