Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 295]
| |
Over oude wallen in 't noorden.Het walleken bij Cathem te Dudzeele.GAANDE noordwaarts van Dudzeele naar Heist langs den Heistschen heerweg komen wij op een punt waar deze rechts afbuigt om een eindje verder Heistwaarts en Ramskapellewaarts te vertakken. Op kleinen afstand van dit keerpunt ligt er in een bilk een walletje, vermeld in de oude ommeloopers der streke: Ommelooper van Groot-Reigaarsvliet (1567-77Ga naar voetnoot(1)): 72e Begin van Groot-Reig., nr 40: ‘een groot stick upt westhende drie strynghen, cum oosthende anden landtwech ende cum westhende an spiritus sanctus de dudzeele landt ende vernaeckende ande zuudtzyde met eenen grooten haecke daar een rondt walleken jn licht dat bogaert es...’. In hetzelfde begin ligt de oude hofstede Cathem of Catheem (en niet Gathem of Gatheem naar jongere kaarten). De ligging van dit 72e Begin wordt in bovenvermelde oorkonde als volgt beschreven: ‘...ande westsyde van den heyschen heerwech tusschen een adere ande zuudtzyde een ander adereGa naar voetnoot(2) ande noordtzyde streckende alsoo westwaert tot den heerwech die strect naer Buckemaers muelen ende es tbeloop daer dhofstede jn staet toebehoorende Pauwel Hendricx daer Jeron Quyntens wondt ende dhofstede ghenaempt Cathem daer Jan vanden Beckene wondt...’. Deze hofstede van Pauwel Hendricx lag naast het walleken. In jongere oorkonden heet zij den Hoogen Noene; zij werd in den loop der 18e eeuw gesloopt en haar plaats kunnen wij bepalen aan de vele steenen | |
[pagina 296]
| |
die daar in den grond te vinden zijn. Of er een verband bestond tusschen deze hofstede en het walleken weten wij niet. Was dit walletje een vluchtheuvel? Een meulenwal was het niet. Anders zouden de ommeloopers het zeggen. De pas vermelde Buckemaers meulen heeft er niets mede te maken. Hij lag noordwaarts op Lissewege en was de meulen van 't leenhof Beukemare, dat reeds in 1236 vermeld wordt: ‘Liswega. Arnulfus de BucamaraGa naar voetnoot(1)’. Beukemare is thans nog een hofstede in het 39e begin der watering van Eiensluis. Een feodale mote was het ook niet. De hofstede, die er dichte bij lag, was nooit een leenhof. In de omstreken nochtans lag er in vroegere tijden een mote: ‘in officio de Dudsela prope motam de Cathem’ (1260, Charter nr 7, Staatsarch. Brugge) en ‘in Dudsele... biden Catheem Walle’ (1292. Charter S. Olbrecht, nr 4151 blauw, Staatsarch. Brugge). Wij hebben hier misschien de oude mote waarop de heemstede Cathem gebouwd was. Ten ware dat hier het walletje zou bedoeld worden. Wij weten het niet. Bovendien ligt het walletje in een streek van oude schorren en kreken. Vier watergangen, voormalige kreken, loopen er samen: de Eivoorde, die van 't Brugsche komt, de Kemel- of Moerader die eerst naar Lissewege en dan Heistwaarts draaitGa naar voetnoot(2), de Ramskapelsche Noordwatergang en de Ramsk. Zuidwatergang die beide naar 't Oude Zwijn loopenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 297]
| |
De Galgebergen te Westkapelle.W. Bossier beschrijft in Toerisme een plaats te Westkapelle waar, volgens de ommeloopers, een hooge wal lag, en die thans nog de Berg zou genaamd worden. De wal is sedert lang gesloopt. Hij lag op een plaats waar vliedbergen kunnen gevonden worden (24e Begin van Groot-Reigaarsvliet): in den hoek van de Waterstrate (deze naam zegt genoeg!), den bovenvermelden Noordwatergang en den Kijf- of Grensader (tusschen Heist en Westkapelle). De partijen zaailand, nummers 9 tot 14 der kadastrale sectie E, heeten in den volksmond de Galgebergen. Vroeger was 't een groote bilk met boomen, waarin de hooge wal lag (huidige ronde partij nummer 10), die dus blijkbaar de Galgeberg heette. De Kijfader kronkelde rond zijn noordzijde. De volgende aanliggende partijen land, nummers 15 tot 21, heeten het Lekkerbeetje (uitspraak: Lekkekerbitje), zooals trouwens vele andere vruchtbare stukken land der streke. Er zijn nog andere Galgebergen te Westkapelle: vier aaneenliggende partijen zaailand in het 2e begin van Groot Reig. heeten in den ommelooper van 1674Ga naar voetnoot(1) de galgebergen en de galgebergskens. Wij hebben deze benaming in den volksmond niet weergevonden, maar zij herinnert blijkbaar ook aan een voormaligen Galgeberg, waarvan wij de plaats nog niet nauwkeurig hebben kunnen vinden. Ook een vliedberg?? Herinneren deze namen aan werkelijke galgebergen of heeft de volksverbeelding gedroomd van galgen die eens stonden op oeroude wallen, waarvan 't ontstaan in 't grijze verleden verborgen lag? Wij weten het niet. Maar 't staat vast dat deze benamingen pleiten voor den grijzen ouderdom der wallen. | |
Mijnheere van Querques' wal te Westkapelle.W. Bossier schrijft verder, sprekend over de vliedbergen te Westkapelle (de Ramswal en de Hooge Wal, | |
[pagina 298]
| |
waarover wij hier vroeger schrevenGa naar voetnoot(1), en de pas beschreven Galgeberg): ‘Wij zelf vonden nadien ook te Westkapelle, in dezelfde Watering van Greveninge, sporen van een vierde exemplaar. Ook deze is verdwenen, alhoewel nog kenbaar aan oploopend bouwland. Hij ligt noordelijk van den Ramswal, langs de RoomsvlietGa naar voetnoot(2)), 400 m. ten Oosten van de plaats waar de oude heerlijkheid ReigersvlietGa naar voetnoot(3) gestaan heeft’. Wij lezen in den ommelooper van Greveninge en Klein-Reigaarsvliet van 1602Ga naar voetnoot(4): 12e Begin van Grev.: ‘beghinnende suutoost van daer west by eenen grooten wal’. 15e Begin van Grev.: ‘oost by den wal van myn heere van Querques’. En in den bovenvermelden ommelooper van 1674: 12e Begin van Grev.: ‘met een hoogen wal upt westeynde mette oostsyde an een adere str. ( = streckende) metten noorteynde an Loonisvliet ende metten suuteynde aen syn uutwech’. Hier wordt bedoeld de uitweg, landweg van Mijnheere van Querques, toenmalige (1602) eigenaar van Klein Reigarsvliet, of van Jonkheer Pieter Marroucx. eigenaar in 1674. Deze Querque' uitweg of Marroux' uitweg (de huidige Marroux dreve, ook Marroks dreve geschreven) is de oude verbinding tusschen de hoven van Groot en Klein Reigaarsvliet. Hij ontstond in de ingedijkte schorre van Greveninge. De hooge wal lag dus in het 12e begin van Greveninge, in de oude schorre, dicht bij den Loonisvliet - een belangrijke voormalige kreek waarover wij nog meer te vertellen hebben - en stond in verbinding met het Hof van Groot-Reigaarsvliet bij middel van den vermelden uitweg, die vóór de indijking (Greveningedijk) waarschijnlijk door de schapers en hun kudden gebaand werd. Het verband is hier zoodanig duidelijk en boven- | |
[pagina 299]
| |
dien kennen wij de oude toestanden in den Greveningepolder thans na langjarige opzoekingen zoo goed, dat wij zeker zijn hier een vluchtheuvel voorhanden te hebben. Wij kennen nog andere oude wallen, maar dat is voor een volgenden keer. Jozef De Langhe. |
|