| |
Mengelmaren
Gedenkdagen 1936.
Sint-Sixtusabdij te Westvleteren.
Op den derden Paaschdag, zijnde 14 April, vierden de Paters Trappisten van Sint-Sixtus te Westvleteren het zilveren jubileum der wijding van hun Hoogeerw. Vader Abt en tezelfder tijd de honderdste verjaring van hun filiatio met de abdij van Westmalle in de Kempen. Te dezer gelegenheid verscheen in de ‘Poperingenaar’ een overzicht der geschiedenis van het Westvlaamsch Trappistenklooster; dit verdienstelijk opstel werd, met de afbeeldingen, op afzonderlijke bladen overgedrukt en is een deugdelijk raam waarin de bescheiden schrijver voorzeker wel een uitgebreidere geschiedenis van zijn abdij zal uit werken.
| |
Eeuwfeest van het Sint Lodewijkscollege.
Een heerlijk Gedenkboek, smaakvol gedrukt en verlucht, beschrijft de viering van 21 April en boeit vooral met zijn ‘Eeuw Collegeleven in vogelvlucht’ door den Z.E.H. Principaal J. Dochy voorgedragen. Biekorf leest daarin geern die regels over zijn stichtingen den steun dien hij mocht genieten; namens lezers en medewerkers bedankt hij ai de Overheden die hem genegen waren en nog zijn en zijn zullen. Als Biekorf
| |
| |
binnen een paar jaar, God believe 't, zijn ‘jubilé’ mag' vieren, dan zal hij wel mogen en moeten bovenhalen hoe nauw het eollegeleven van ‘St. Louis’ met zijn stichting en bestaan verbonden is.
| |
Carel van Mander van Meulebeke.
Carel van Mander ligt begraven in de Oude Kerk te Amsterdam; zijn graf was echter op geen enkele wijze aangeduid. Nasporingen in de oude begrafenisregisters en graf boeken leidden onlangs tot het vaststellen van de juiste plek waar Van Mander werd ter aarde besteld. In den muur naast het hervonden graf is nu een gedenksteen aangebracht, ingemetseld op 11 September. Van Mander's sterfdag, en onthuld op 12 October laatstleden. Het opschrift, in den zandsteen gehouwen, luidt:
| |
‘Aan de nagedachtenis van Carel van Mander
Dietsch Prozaschrijver, Dichter en Schilder, geb. in Mei 1548 te Meulebeke. Gest. 11 Sept. 1606 te Amsterdam.
| |
Door Nederlandsche en Vlaamsche bewonderaars van zijn Schilderboek. 11 Sept. 1936.
Mensch zoekt veel - Doch een is noodich.
Zooeven verscheen in de Wereldbibliotheek van Amsterdam een prachtige uitgave van Het Schilderboek van Carel van Mander. Zij omvat het voor ons belangwekkende deel: Het Leven der Doorluchtige Nederlandsche en Hoogdnitsche Schilders, in hedendaagsch Nederlandsch overgebracht, en is met 220 afbeeldingen versierd. Een blijde gebeurtenis voor al de liefhebbers van onze oude Vlaamsche schilderkunst.
| |
Pieter-Jan Verriest van Deerlijk (St. Louis).
Den 13 September 1.1. werd de vader van onze roemweerdige Verriesten - Adolf, Hugo en Gustaaf - in zijn geboorteplaats St. Louis-Deerlijk vroom herdacht. Onder de Hoogmis hield Kan. Deken Camerlynck een treffend gelegenheidssermoen; aan de offerande werd een rouwgedachtenis met portret van Vader Verriest uitgedeeld. 's Namiddags werd in den gevel van het geboortehuis der Trompestraat een gedenksteen onthuld, waarbij heer Leon Defraeve de deugden van Vader Verriest en zijn geslacht in 't licht stelde. Dezelfde liet een gedenkblad verschijnen met de levensschets van den Gevierde.
| |
De West-Vlamingen te Brussel.
Den 28 en 29 November 1.1. vierde de Bond der West-Vlamingen van Brussel zijn dertigjarig bestaan door het in- | |
| |
richten van een Tentoonstelling van West-Vlaamsche Kunst, Folklore en Geschiedenis in de groote bovenzalen van het Hof van Tilmont. Uit de rijke verzameling van heer Alexis Verbouwe uit Jette waren aldaar honderde prenten en foto's, alsmede talrijke schilderijen uit West-Vlaanderen van vóór, binst en na den oorlog bijeengebracht.
| |
Klooster van Geluwe en Remi Ghesquiere.
Het gesticht vierde zijn honderdste verjaring meteen keurig en eigenaardig feest, in opzet en uitwerking te danken aan toondichter Remi Ghesquiere. (Kunt ge van Geluwe spreken zonder 't geslacht der Ghesquiere's te vernoemen?). Lezing en voordracht wisselden af met liedjes en gezongen tooneeltjes, waarin een heele eeuw schoolleven werd uitgebeeld. Zuiver volksche en Vlaamsche kunst. Kleine kantwerksters zongen er van ‘Een is een, en eenen God alleen...’ en het oude, schoone ‘'t Was op eenen Maandag...’ Er werden rei- en rondedansen gespeeld als ‘'k Zou zoo geren e koeike koopen...’ en ‘Roozebloeinen op mijn hoed...’
Bijzonderen bijval genoten de drie liederen door Remi Ghesquiere voor de gelegenheid gedicht en getoonzet: De Terhandschool (gehucht van Geluwe), 't Lied van 't Pensionaat en de Eeuwfeestzang van 't Klooster.
De toondichter zelf, onze alom bekende en geëerde Remi Ghesquiere, een der vroegste medewerkers van Biekorf, vierde te Halle zijn 70en verjaardag den 9 December. Zijn beminde meester, pastor-dichter A. Mervillie, zendt hem hiermede deze wenschen:
‘Biekorf wenscht zijnen vriend en medewerker, Heer Remi Ghesquiere, uiterherte geluk met zijn zeventig jaar en met de heerlijke opstellen aan zijn leven en werk toegewijd. Geluk ook voor hem en zijn achtbaar huisgezin, met het Pauselijk eeremerk Pro Ecclesia et Ponlifice, zoo wel verdiend en door al de vrienden uiterherte gejund’.
Dit wenschen al onze Lezers mede, en nog vele jaren in goe' gezondheid daarbij!
B.
| |
Achte Juets dreve.
J. De Langhe vraagt bl. 264 om uitleg van dien naam. Mijns dunkens is hier eenvoudig een persoonsnaam in het spel. Acute, Aechte is de gewone afkorting voor Agatha. Juets is de familienaam van die Agatha. Maar welk een? Juede, De Juede, Juedenaere...; al die namen bestonden en bestaan nog.
Die dreve is dus: de dreve die naar de woonst van Aechte Juets leidde of haar toebehoorde.
P. Allossery.
| |
| |
- Dezen uitleg' kunnen wij ten volle bevestigen. De voornaam Aechte was hier vroeger zeer verspreid, getuige K. de Flou in zijn Woordenboek der Toponymie I, 77: Aechten Hofstede in 1297 en Aechten Stic in 1364 en 1562.
In het Renteboek van het Sint-Janshospitaal te Brugge van omtrent 1300 (berustend op het Staatsarchief aldaar, Aanwinsten n. 1912) vinden we dikwijls dezen naam, o.m. te Schoondijke: ‘heine filius aechten, heinric filius aghten (f. 6 v. en 11 v.)’; te Groede: ‘ver aghte filia willelmi filii aghten (f. 14)’.
De familienaam de Jode komt ook voorin dit Renteboek o.m. te Oostburg: pieter die jueden, mattheus die ivede (f. 29); woubrecht die ioede, woubrecht die iuede (f. 32 v.); lisebette relicta ians iueden, agatha filia ians iueden, woubrecht die iude (f. 37 v.).
Jos. De Smet.
- Voor den familienaam der vrouw zou men regelmatig Sjueden verwachten, zooals Sjonghen, Sgraven (en de talrijke sterke genit. Swulfs, Smeesters, Sclercks). In het jonger mnl. dwaalt er nu en dan een sterke genitief naar een zwak naamwoord (Van Helten, Mnl. Spraakkunst, 359) zoodat we uit de Juede, de Jode wel Sjueds, Jueds, Joeds kunnen aanvaarden. De lezing bl. 264 opgegeven, is een jonge lezing (16e en 17e eeuw) van een blijkbaar oude benaming. In den schrijfvorm achtste ligt er reeds m.i. een bewuste interpretatie van een gesproken plaatsnaam wiens beteekenis niet meer duidelijk was.
A.V.
| |
Van kweeken en slachten.
Gerskalf. Een kalf dat ter weide geboren is, de koe zuigt en gras eet tot het slachtensgereed is. Een vet kalf is er een dat op stal met zuivere melk alleen en versch van de koe, gevet wordt. Dudzeele. Vgl. Loquela onder Gerskalf.
Gerstijd. De tijd dat het vee in de weide loopt, ten garze gaat. Dudzeele. - Hetzelfde als Garsgang te Dixmude en Mannekensvere (Loquela).
Steenbuk. Loquela vermeldt Steenbuk, Akkerbuk als scheldnaam voor een kwalijk bedegene, magere oude koe. Hooglede. Staden. - Steenbuk wordt ook gezeid van een jong klein stierken dat noch 'n groeit noch 'n bloeit, mager en rilde blijft, ‘'k Zou dat stierken wegmaken, 't en zit geen termen in, 't is een echt steenbukske.’ Dikkebusch. - Neutebuk wordt gezeid van een klein jongentje waar er noch groeien noch bloeien in 'n zit.
Bloenekke. - Nekkroone. Als het geslachte rundsdier aan de achterschinkels ophangt, dan zinkt het overgebleven bloed uit de aders naar den bloenekke, 't onderste deel van het hangend
| |
| |
dier. De nekkroone loopt vol bloed en wordt door onze geneesheeren aanbevolen aan zieken die vleeschsap moeten drinken. Brugge. - Vgl. daarmede Bloevleesch: jeugdig vleesch, waar het bloed gedeeltelijk in gebleven is; vleesch dat, gebraden zijnde, bloedt onder 't mes. Loquela.
Ooreknop. Het vleesch- en zenuwgedeelte tusschen oor en kop van een rundsdier. Brugge. Hetzelfde als Ooreflakke in Loquela.
A.V.W.
| |
Jaar uit jaar in.
Zoo noemen ze te Brugge en Assebroek (en elders nog voorzeker?) de viering van 't nieuwe jaar.
B.H.
| |
Stampers. - Stampie donders.
Patatten gestampt met keernemelk en boter, dat heet taatjespap (tegen kinders gezeid) te Tielt, kadul (Kortrijk), stampers (Roeselare); vgl. hierboven bl. 231.
Te Waregem zeggen ze Stampie donders. Ook in het aanpalende Kruishoutem (O. Vl.) is dit woord, onder de keernemelkpapeters, mondsgemeene.
G.B.
| |
Lijnegrachten.
De grachten die langs iedere lijne (stuk van 100 roeden) getrokken of gedolven worden tot aflossing van het water, noemt men lijnegrachten.
Westkerke.
A.V.W.
|
|