Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 232]
| |
II. De Sluiswerken.DE Westsluis werd menigmaal hersteld en verbeterd. Daar ze geheel in hout gemaakt was, waren de onderhoudskosten zeer groot. In 1712 werd de sluis nogeens geheel vernieuwd. Er bestaan nog verscheidene plans die ons de schikking toonen der oude sluis. Reeds in 1639 was de sluis zoo ingericht dat de groote schepen er konden doorvaren. Op een plan uit de XVIIIe eeuw ziet men dat de Westsluis in een fort lag, genaamd 't fort van de sluize. Het huis van den sluismeester staat in het fort ten Westen van het Sas. Een klein huisje diende voor de wacht van 't fort. Langs den Noordkant was er een verlaat; een weinig meer Zuidwaarts een paar sasdeuren; nog verder Zuid een tweede verlaat. Op een plan van 1771, door C. Everaert geteekend, ziet men dat de sluis nog voorzien was van verlaten; een was ten Noorden geplaatst; een tweede ten Zuiden. Tusschen deze twee verlaten waren er twee paar sasdeuren. Men gebruikte steeds verlaten aan de twee uiteinden van het sas, om reden van hunne sterkte en weêrstand tegen de groote drukkingen van het water tijdens de springtijen, voor wat de zoute deur betreft, en ten tijde der groote regens, voor wat de versche deur aangaat. Te dien tijde waren de sasdeuren nog zoo dicht en zoo sterk niet als men ze nu kan vervaardigen. De afmetingen van de Westsluis waren de volgende: de volledige lengte van de sluis was 51m5.; de breedte 3m75. led er verlaat was 3m97 hoog, en 3m75 breed; zij werden op en neer gelaten bij middel van een windas, voorzien van twee groote houten wielen, hebbende 7m50 doorsnede. De deuren waren 3m70 hoog, en | |
[pagina 233]
| |
2m04 breed. De twee wanden die de sluis vormden waren 3m90 hoog boven de vloering. Zij waren samengesteld uit balken van 0m25 vierkant, staande op 0m25 afstand van malkander. Men noemde ze de styllen. Aan den boven- en onderkant waren er dwarsbalken gevestigd die de andere verbonden; men noemde deze de gebynt styllen. De rechtstaande balken waren ten getale van 96 voor iederen wand; zij waren beleid met planken in horizontale ligging geplaatst. De balken die de vloering vormden hadden dezelfde dikte, en lagen op zelfden afstand van malkander als die der wanden. Een dubbele plankenvloer was gevestigd op balken die dwars op de onderste lagen. Deze rooster rustte nog op palen die tot 4m34 beneden den vloer gevestigd waren. In 1771 stelde men vast dat de Westsluis nogeens in zeer slechten staat verkeerde. Men belastte deskundigen om een onderzoek te doen; ziehier wat men in hun verslag leest: ‘...met welcke reparatien wy vastelyk oordeelen de selve sluyse in staete sal syn om nogh menighvuldighe jaeren te connen de wateren van het lant te lossen vermidts alle de suygers ende voordere concaviteyten op beyde de eynden sullen gestopt ende gesloten syn.’ En verder nog: ‘Wy gelooven dat de sluyse nogh eenighsints in staet is om eenighen tydt de noodighe suatie te connen geven, nochthans algelyck men niet juste weten en kan hoe groot de concaviteyten onder het bedde ende van westen den weegh is, soude geraedig vinden van den dam actueelelyck liggende ter vassche syde te conserveeren ende maer te openen als den uyttersten noodt sulckkx verheyst.’ Bij dit stuk is gevoegd het ‘Bestek nopende de onkosten te Besteeden aen het erstellen van het Westers sluis tot Nieuport.’ Men komt tot: ‘de somme van 18385 pond of in vlaems courant f. 10009-17-0.’ Men vond de kosten wat te groot, en men zag af van de noodige herstellingen te doen; er werd besloten een nieuw steenen sas te maken, geheel modern van inrichting. Een stuk grond gelegen ten Westen der stad Nieu- | |
[pagina 234]
| |
poort, werd aangekocht den 8 April 1772, door het bestuur van Veurnambacht, voor de Noordwatering. Hetzelve jaar begon men een nieuw sas te bouwen, Dit sas staat 360 m ten zuiden van de oude Westsluis, en bestaat thans nog ten grootendeele; het is wat men nu noemt het Oude Veurnsas. Eene schoone gekleurde penteekening van J, B. Maelstaf, toont het plan en verscheidene doorsneden van het nieuw sas, en laat ons toe er eene juiste beschrijving van te geven. De muren werden in arduin en bryken gemaakt, maar de grondvesten rustten op een houten rooster van balken en palen vastgemetseld in eenen bryken vloering. Er zijn twee soorten van palen: de groote gaan tot 3m6l onder de sasvloer, de kleine tot 3m35. De groote palen zijn ten getale van 644, de kleine ten getale van 509. Met het bovengedeelte zitten ze vast in het metselwerk: daarboven ligt de houten roostering, die geheel in metselwerk ingesloten ligt. Op dezen brijkenvloer liggen dwarsbalken, die op hunne beurt bedekt zijn met eenen dubbelen plankenvloer. Deze planken maken de vloering uit van het sas. De sasmuren, 1m37 dik, worden langs buiten gesteund door veertien steunpilaren, zeven voor iederen muur. Het sas is 5m58 breed, en de totale lengte is 43 meters; tusschen de buitendeuren meet men 28 meters. Er zijn vier paar sasdeuren, en de groote verlaten met hunne windassen van het oude sas, zijn weggelaten. De twee paar sasdeuren ten Noorden gelegen, zijn deuren die 3m35 breed zijn, en 5m76 hoog. Ten Zuiden zijn er twee paar kleinere deuren, metende in de hoogte enkel 3m52. In ieder deur zijn er kleine verlaten gemaakt, die behandeld worden bij middel van eene wrange en eene dommekracht. Men ziet dat de inrichting reeds geheel modern was. Nochtans, volgens de rekeningen, werden de deuren niet in beweging gebracht bij middel van getande kaapstanders, maar wel bij middel van reepen die rond de kaapstander op en af gerold werden. Later werd dit veranderd, en zoo was de sluis geheel op moderne wijze ingericht. Men groef een | |
[pagina 235]
| |
nieuw kanaal, ten Oosten van de oude vaait, recht naar de haven, in noordelijke richting. De oude vaart bestond nog nevens de nieuwe in het jaar 1811, en toont de ligging aan van 't oude sas (Kadastraal plan van Dabencourt). Om alles vast aaneen te spijkeren, gebruikte men eene groote hoeveelheid gesmede nagels; de rekeningen vermelden de menigvuldige soorten die men bezigde: ‘enkele boynagels, dobbele boy nagels, grootte mitte nagels, deurslypers, venster slypers, stompers, sware dry duym nagels, vier- vyf- ses en seven duym nagels: groote schee nagels, seul nagels, enkele latte nagels, deur nagels, cuypers nagels en cleene tocknagels’. Een huis werd gebouwd ten Oosten dicht bij de sluis, voor den sluismeester; dit gebouw bestond nog in 1914. Een groot getal brijken waren van noode voor het bouwen der muren en het maken van den sasvloer. De rekeningen geven het getal van 486700 brijken. Op dit getal waren er 229000 geleverd door den Abt van de Abdij van St Nikolaas van Veurne. De Karthuizers van Nieupoort verkochten ook bouwstoffen. In een der registers vindt men: ‘betaelt aen de Eerw. paters Chartreusen van Nieupoort, over leverynghe van deckteghels par acquit ...3...6’. Verder nog rekeningen van tegels van de Chartreusen. Gedurende de werken pompte men het water uit de putten bij middel van windmolens. De planken van den sasvloer werden dichtgemaakt bij middel van koeihaar: ‘287 pont bruyn koey hair, dienende voor het nieuwe sas tot Nieupoort, a drie oorden het pont... het selve hebbende geoient tot callefatten van het bedde...’ De verlichtingen der werken werd gedaan bij middel van keersen en olielampen. In 1773, vindt men van 16 Mei tot 12 December eene leveringe van: ‘15 en half stoop olie, een stoop olyfolie, 12 pont keirsen, 2 pont sulffers’. Het bestuur der wateringen deed ook missen lezen in het kapelleken dat ongeveer 100 m. ten Noorden | |
[pagina 236]
| |
van het sas stond, en genaamd was Ons Heerens huyseken. Volgens brief van 1773: ‘Baes De Langhe, Den onderschreven Laet U.L. weten als dat hy door syne Religieusen heeft doen ende laeten lesen, opde Sondaghen ende h.h. Daeghen, in ons heerens huyseken ofte cappelle, voor het werckvolck van het Sas den nombre van 32 missen. Actum den 7 December 1773. Fr Stanislaus de gheetere guardiaen der p.p. recollecten’. Men gaf soms sterke dranken aan de werklieden: ‘1773 den rendant heeft oock betaelt voor dry kannen genever door ordre van den heer Raedt Pensionaris Vastenhaven geproffytteert by de watermaelders...’. Rond 1845 werd de zuiddeur weggenomen, en de kleine deuren vervangen door groote, zoodat de drie paar blijvende deuren nu dezelfde hoogte hadden. Zoo bleef het sas tot in 1932. Daar men van zin was de kaaimuur van Nieupoort voort te trekken tot aan het sas, moest men dit laatste achteruitbrengen. Dit werk werd uitgevoerd in 1932. Men bouwde eene nieuwe sluis, op 75 m. van de oude, in eene zuidwestelijke richting. Deze sluis bestaat enkel uit twee verlaten aan de noordzijde, en twee aan de zuidzijde, en is dus nog enkel eene sluis dienende voor het aflossen van het overtollige regenwater, zooals zij was in de twaalfde eeuw. Het oude Veurnesas wordt ten onrechte door het volk genoemd het Kattesas. Vroeger was er eene sluis tegen Nieupoort, aan den Noordwest hoek der kaai, die enkel diende om water in de vestinggrachten te steken. Toen men de versterkingswerken van Nieupoort moderniseerde, in de XVIIIe eeuw, bouwde men daar eene soort versterking genaamd een katte (in het fransch cavalier). Zoo kreeg dit sas de naam van sas van de katte, of kattesas. Na de afbraak van dit sas in 1874, ging de naam over tot het oud Veurnesas, waar er nochtans nooit geene katte gestaan heeft. Bronnen, - Wij steunen bijzonderlijk op onze aardkundige opzoekingen ter plaatse, voor wat de topographie betreft. Voor de geschiedenis der sluis, op de archieven der Noord- | |
[pagina 237]
| |
wateringen van Veurne: rekeningen, plans, kaarten en teekeningen; de archieven en kadastrale plans van Nieupoort van 1811-1819-1850; verscheidene geteekende plans de XVIIe en XVIIIe eeuw uit het staatsarchief van Brugge; plans van Nieupoort van 1560 (J. Van Deventer); 1745 en 1833; Krijgskundig plan (rond 1843); geteekende kaart van Nieupoort en sluizen van België van het Cartogr. Instituut op 20000e; en op 10000e. Onze studie: Sur quelques fouilles faites dans une sablière prés de Nieuport, verschenen in de Annales soc. archéol. Bruxelles t. XXI - 1907.
Addenda. - Bij het eerste deel van onze bijdrage gedrukt hierboven bl. 185-191 kan het volgende ter aanvulling dienen. Bl. 188, regel 13.- De latijnsche tekst van Gramaye waarvan wij de vertaling geven, luidt aldus: ‘Yde... [denotat] loca ad littus juste profunditatis, ad ingressus navium apta, sive aptata...’ Bl. 189, regel 20 en 191 regel 13.- De oorkonden van 1280 en 1311, zie Gilliodts van Severen, Coutumes de Nieuport, bl. 166 en 177. In deze beide acten is er sprake van ges, giectz: dit is hetzelfde als ‘rejets de mer’, jactus maris, in het VI. schorren. Bl. 191, regel 10. - Bij de verwijzing naar het archief van Yper, bij te voegen: J. Diegerick. Inventaire... des chartes... de la ville d'Ypres, Charter n. 104: ‘1265. Brieven waardoor Margareta, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, beslist dat er verbeteringen zullen aangebracht worden aan de sluizen van Nieupoort...’ - De Polder Lens staat, op een plan der XVIIe eeuw, vermeld onder den naam ‘Polder van Pieter de Muus’. Staatsarchief Brugge, geteekend plan n. 550. Bl. 190, regel 6. - Een acte van 1165 van paus Alexander III spreekt van nieuw gevormde schorren in de Venepe: ‘In parochia Ramescapella terram novam... usque in Venepam quidquid undique accrevit.’ Er was dus in 1165 nog geene sluis in de Venepe tusschen de monding en Ramskapel. Ongetwijfeld bestond de sluis reeds in 1183, aangezien er sprake is in een acte van dat jaar, van een groote sluis, ‘magnam slusam’. Men zegt niet waar deze sluis gelegen was, alhoewel de uitgever, kan. Vandeputte schrijft: ‘Il est aussi fait mention des écluses de Nieuport.’ (Cart, de Dunis bl. 260 en 166). Wij weten nochtans dat er toen nog maar ééne belangrijke sluis bestond om al het water van Veurnambacht in den Yzer te laten vloeien, en dit was de sluis aau de monding der Venepe. Coxyde. K. Loppens |
|