De Keerse van de Leertouwers te Kortrijk.
Vóór het beeld van O.L. Vrouw in de Kortrijksche Kapittelkerk hing er sedert jaren een kostelijk versierde, geweldig zware en geweldig groote keerse. De Leertouwers hadden ze daar, met de toestemming van 't Kapittel, mogen optrekken; jaarlijks op Halfoogst kwamen zij hun keerse neerlaten om ermede in de processie te gaan.
't Ongeluk wilde dat, op een koelen uchtend van de maand Juni in 't jaar 1505, heel 't spel naar beneden viel. Gelukkig was het vroeg in den uchtend, vóór dat de kanunniken en 't volk in de kerk waren. De Kapittelheeren huiverden echter bij de gedachte van wat er had kunnen gebeurd zijn. ‘Moest de keerse binst den dienst naar beneden gekomen zijn, zoo zeiden ze, dan zouden er alleszins dooden geweest zijn, of ten minste zwaar gewonden!’
De zaak werd in 't Kapittel te berde gebracht en de Heeren besloten eenparig:
1. dat de keerse met ijzeren haken en spillen aan den muur moest vastgemaakt worden, sterk en stevig om nooit meer te kunnen afvallen;
2. dat de Leertouwers hun keerse niet meer mochten naar beneden halen om er mede in de processie te gaan: immers, dat stoorde de Heeren bovenmate in 't zingen van 't officie op dien hoogdag.