Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
[Nummer 5] | |
Het ‘Spel van den hovekin’EEN van de oude processiespelen uit den Brugschen ommegang is het ‘spel van den hovekin’. Reeds in 't jaar 1396 had dit spel zooveel beziens dat er ‘ghesellen scerewetters’ noodig waren om ‘plache te makene omme tspel van den hovekine te doen lidene’. De spelers, genaamd ‘ghesellen van den hovekin’, kregen van 't stadsbestuur een vergoeding voor de kosten die zij gedaan hadden ‘omme tvoorseide hovekin te makene’. Wie waren die ‘ghesellen van den hovekin’? Uit de rekeningen van de volgende jaren 1397-1402 vernemen we dat het ‘de goede lieden van den ambachte vanden scilders’ waren die jaarlijks met het spel van den Hovekin in de ommegang van het H. Bloed gingen. In 1413 was het ‘alame’ van 't spel ‘so zeere gheusiert ende te nieuten’ dat de wetheeren tusschenkwamen om het te herstellen. Rond 1470 was het spel eenige jaren achterwege | |
[pagina 114]
| |
gebleven, doch in 1472 treden de schilders weerom met hun spel op, luidens de Brugsche rekening: ‘Betaelt den ambochte van den scilders ter hulpen van haerlieder costen die zy daden upden dach van den ommeganghe van dat thovekin gespeelt was’. Na 1472 bleef het spel blijkbaar voorgoed achterwege.Ga naar voetnoot(1) Het schildersambacht ging in 1512 nog met spelen in de processie; in 1513 kregen zij van de tresoriers der stad een toelage om een ‘ros byaert’ te maken.Ga naar voetnoot(2) Daarmee zijn ze al ver van hun vrome ‘hovekin’ afgedwaald. In de lijst der ‘spelen van d' oude tyden dewelcke figuurwys in de H. Bloedprocessie plachten vertoont te worden’, door Damhouder in 1564 beschreven, staat het ‘spel van den hovekin’ niet meer vermeld.Ga naar voetnoot(3) De Apostelgilde van Oudenburg blijkt eveneens, in hare spelen van den H. Sacramentsommegang, een ‘hovekin’ verbeeld te hebben. De wetheeren betalen in 1445 veertig schellingen ‘vanden ovekine van den sacraments spele van nieus te verplankene ende te vermakene, metter toebehoorten’; zij vergoedden ook de onkosten gedaan ‘anden troon vanden hovekine daer ons Heere sacraments daghe in pleicht te zittene’.Ga naar voetnoot(4) Wat mag dat ‘hovekin’ in de processiën te Brugge en te Oudenburg geweest zijn? Edw. Gailliard vermoedde dat het een spel of verbeelding was van Christus' doodsstrijd in den Hof van Olijven: de teksten leken hem echter niet voldoende om de beteekenis met zekerheid vast te stellen.Ga naar voetnoot(5) We moeten aldus elders om hulp zoeken. | |
[pagina 115]
| |
In de generale processie te Aalst werd er in 't jaar 1443 ook een ‘hovekin’ gedragen. Later, in 1495, zien wij een ‘onsen Heer int hoveken’ optreden tusschen de ‘personnaigen’ die de verschillende tafereelen uit Christus' passie verbeelden. De rekening van de processie vermeldt nevens elkaar, tusschen twee andere groepen: ‘Onsen Heer int hoveken. ij sc.
Den man die Judas was, ij sc.’Ga naar voetnoot(1)
Het ‘hovekin’ waarin de levende personagen optraden, was een van de ‘groote sticken’ van de processie, blijkens het contract van 1505 met den schilder Pieter Thomas, gesloten. Deze moest jaarlijks het schilderwerk bezorgen van ‘de groote sticken vander Roede van Yesse, Jherusalem, de rade van de zonne, thovekin, tscip van Sinte Urselen ende anderen, die men jaerlix uute voert mette toebehoorten...’Ga naar voetnoot(2). Die groote stukken met hun levende personagen werden op wagens door huurpeerden voortgetrokkenGa naar voetnoot(3). In de Sint-Jansprocessie te Nieupoort verbeeldde men ook, in de jaren 1500, een ‘onse Heere jnt Hovekin’ waarschijnlijk op een slede of wagen.Ga naar voetnoot(4) Een van de ‘ommerydende figueren, in de H. Sacramentsprocessie te Oudenaarde was, in 1555, ‘thovekin’, gevoerd tusschen het ‘concilye van de Joden’ en het ‘overleeden’ [het wegleiden naar den hoogepriester],Ga naar voetnoot(5) Uit deze teksten blijkt voldoende dat het ‘spel van den hovekin’ een verbeelding was van Christus' doodsstrijd in den hof van Olijven; daarbij kwam somtijds wel, zooals te Aalst, de dramatische voorstelling van Judas kus. Het hierboven vermelde hoveken der Apostel- | |
[pagina 116]
| |
gilde van Oudenburg moet ook een dergelijk spel geweest zijn.
***
In de 17e eeuw en tot 1707 reed er in de H. Sacramentsprocessie te Kortrijk een zinnebeeldige wagen waarop afgebeeld was: Christus biddende in den Hof, nevens de slapende Apostelen. Rondom dezen wagen liepen Joden, gewoonlijk mannen van den wijk Overleie.Ga naar voetnoot(1) De spelers van het Kortrijksch hoveken waren vereenigd in een gilde van devotie, genaamd Gulde van thovekin; naderhand verschijnen de gildebroeders ook onder de benaming: de Hovelingen. En uit de oorkonden blijkt dat het, van den beginne, mannen van Overleye waren die het ‘spel van den hovekin’ in de processie hebben gespeeld; hun gezelschap heeft weldra zijn naam aan het spel verdiend. De ‘ghesellen van Overleye’ speelden reeds in 1418 ‘in sacramentsdaghe voort sacrament’ en in 1440 zien wij ze voor het schepenhuis spelen. Later staan zij bekend onder den naam ‘ghesellen van den hovekinne Overleye’ nl. in 't jaar 1495, toen zij op den octaafdag van het H. Sacrament ‘zekere personnaige speilden van sente Thomas de Akine’. De Kortrijksche wetheeren beloonden in 1531 de spelers ‘die tspel speelden vanden hovekin, Jherusalem ende Pylatus, te wetene den wyc van Overleye...’. Vanaf 1530 staan de gildebroeders jaarlijks in de stadsrekeningen vermeld als: ‘de ghesellen vander gulde vanden hovekin (1530), het gheselscip vanden hovekin (1531), de gulde vanden hovekin van Overleye (1534, 1536)’. Vanaf deze jaren schijnt de gilde in vollen bloei te zijn. Op den octaafdag van het H. Sacrament zien wij ‘de guldebroeders vanden hoveken... in huerlieder linwaet’ in de processie gaan (1539), en enkele jaren later, in 1546, krijgen de ‘bereckers van thovekin’ | |
[pagina 117]
| |
een toelage van stadswege ‘om eenen grauwen kerle te makene jeghens Sacramentsdagh’. Op den bloei van het gildeleven wijst alleszins de naam Hovelingen, die rond 1550 de gewone benaming wordt. Teiken jare staat nu ‘de ghulde vanden hovelingen, de bereckers van den wyc van Overleye ende gulde vanden hovelinghe’ in de gemeenterekeningen vermeld wegens een geldelijke toelage, hetzij om hun processiekerels te bekostigen of om hun spel te beloonen. Nevens de ‘bereckers’ treedt weldra een deken op. De rekening van 1575 bedraagt een uitgave ‘Anden dekene ende bereckers vander ghulde van devotie gheseyt de hovelinghen deser stede... ter hulpe van eenen nieuwen rock vanden God int spel van tverioysen Christi diemen speilt up den heleghen Sacraments dach...’ (1575, f. 131). Uit het bovenstaande blijkt dat de Hovelingen niet bleven bij hun oorspronkelijk ‘spel van den hovekin’. Reeds in 1495 verbeeldden zij Sint Thomas van Aquino; in 1531 speelden zij, benevens het hoveken, andere tafereelen uit het lijden des Heeren: Jezus gevangen te Jerusalem en veroordeeld door Pilatus; dit laatste tafereel vertoonden zij nog in 1575. In 1550 verkregen zij een toelage ‘ter cause dat zy ghespeilt hadden tgroote spel van Sente Christoffels,... (f. 48 v.)’. De rekening van 1578 (f. 125 v.) vermeldt, op den vooravond van de Calvinistische verovering, ‘diverssche spelen by de zelve ghulde ghedaen’ op H. SacramentsdagGa naar voetnoot(1). De Gilde der Hovelingen is nooit een Rederijkerskamer geworden, alhoewel de gildebroeders naderhand ook buiten de processie speelden, te weten sedert hun ‘approbatie’ door de schepenen der stad in 1615. De Hovelingen traden echter nooit buiten de stad op, zooals de drie erkende Kortrijksche kamers. Dit belette niet dat zij door den Rederijkersgeest werden aange- | |
[pagina 118]
| |
tast. Reeds in de 16e eeuw breidden zij de keuze van hun spelen uit. Vooral in de 17e eeuw gingen zij mede met de mode; zij voerden ook een kenspreuk: De Geest zwiert in den Hof, en hun keure of quarte van 30 Mei 1615 is rhetoricaal berijmd.Ga naar voetnoot(1) De Fransche tijd deed onze Kortrijksche Hovelingen verdwijnen en, samen met hen, de levende herinnering aan het oude ‘spel van den hovekine’ dat in vele Vlaamsche gemeenten langen tijd meetelde onder de ‘groote stukken’ van de ommegangen en processiën. A. Viaene. |
|