Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
Volkszeg over dorp en steê.ONDER dien titel gaf Guido Gezelle in Biekorf, 1892 en 1893, veel volksspreuken en -gezegdens. Anderen verzamelden er insgelijks en J. Cornelissen bracht alles bijeen in zijn standaardwerk Nederlandsche Volkshumor op stad en dorp, land en volk, 5 Bd., Antwerpen, De Sikkel. In Gezelle's nota's, nu in het Gezellemuseum bewaard, zijn er nog eenige die, ons dunkens, ongeboekt bleven en, in elk geval, niet in het werk van J. Cornelissen voorkomen, althans niet in de zegswijze waarin wij die vonden. Wij laten ze dus hier volgen, alphabetisch gerangschikt, maar in de spelling lijk het door Gezelle werd opgeteekend. Verzendingen naar bovengemelde werken hebben we bijgevoegd (NV verwijst naar het werk van Cornelissen), alsook een paar spreuken die, lijk we op hun plaats doen opmerken, niet bij Gezelle zijn gevonden. P. Allossery.
Aarseele: zie Deinze en Vinkt. Amengijs (- Amougies): zie Rozenaken. Anzegem: zie Tiegem. Astene. Astensche brakken,
luizen met zakken,
vlooien met hoopen
g'en hebt geen geld om uw brood te koopen.
Zie Variante voor Uitb ergent NV. IV,
bl. 327; voor Sint Denijs aldaar II, bl. 242.
Baarle. Baerle kermesse, één kraam,
en als 't regent géén kraam.
Karele,
van Baerle
met al zyn knechten
| |
[pagina 249]
| |
ging gaan tegen den keuning vechten:
de keuning was te kloek,
Kaerle kreeg op zijn broek.
Bachte-Maria-Leerne. Bachte
telt zeven huizen
en ach te
en een ovenbuur.
Berchem: zie Rozenaken. Beselare. Tjike, tjoke, wagenare,
voske, wie is er u vare?
Ne man van Becelare.
'k Wille dat hij g'hangen ware
aan nen droogen mispelare,
ne mispelare uit den dijke.
N............ is zoo rijke.
Werd dikwijls over de wieg gezongen,
schrijft G.G. onderaan. - Vgl. Biekorf
XXXVI, blz. 349.
Brugge. Tot Brugge vindt men ze,
tot Ronse bindt men ze,
tot Mechelen zijn ze in getal
en tot Gheel zijn ze 't al.
Zotten vindt men overal:
te Ronse zijn ze in groot getal,
te Gheel zijn ze g'heel gemeen
en te Brugge is 't elkendeen.
Damme. Damme (- de hamme) ligt onder water
= 't Is morgen kermis.
Deinze. 't Haantje van Deynze torre
en de zulle van Aers'le kerke
zijn waterpasse.
Dentergem: zie Vinkt. Een ander, dat niet komt uit G.'s papieren maar dat | |
[pagina 250]
| |
we zelf hoorden uit den mond eener bejaarde vrouw, die het van haar ouders afwist: De looverscharters van Dentergem.
Die benaming moet haar oorsprong vinden in de jaren 1846-1848, zoo rampzalig voor Vlaanderen, waar ze moesten, uit armoede, de afgevallen bladeren, de loovers, verzamelen om vuur te maken. Drongen. Jongen
van Drongen,
geen kromme sprongen;
Gerulfus van aanschouwe
de ellebogen deur de mauwe,
met 't haar al deur den hoed,
't en is geen eene mensch die weet wat dat S. Gerulfus in den hemel doet. Geel: zie Brugge. Geluwe. Zoo zongen de meisjes van Wervick om die van Gheluwe kwaad te maken (begin 19e eeuw): staat er bij de spreuk aangeteekend. Gent: Meulestede. Gaat gij meê
na' Meulestee,
waar dat den hond
zijn broek afdeê?
Gistel. Ne puid op nen distele,
dat is Ghistele;
en ne puid op zij' gat,
dat is Ghistel stad.
Ingooigem: zie Tiegem. | |
[pagina 251]
| |
Kachtem Als 't te Cachtem noene luidt,
de roste zitten aan tafele,
en 't eerste dat er vooren komt
't es ne roste wafele.
Variante van wat staat in Biekorf, III,
blz. 234, IV, blz. 28, en in NV. II,
blz. 229.
Klerken. Heed, heed,Ga naar voetnoot(1)
dat den duvel scheet;
en ha 't den duvel niet gescheten,
men ha nooit van geen Clerckenaars geweten.
Kooigem: zie Ooigem. Kortrijk. Kortrizanen,
broek vul pane,
broek vul striepen,
de Kortrizanen moe 'n 't al uitpiepen!
of
Kortrizanen,
frak me' pane
broek me' striepen,
doet de Kortrizanen piepen.
Varianten nevens NV. II, blz. 231-232
en Biekorf, IV, blz. 46.
Loochristi. De pastor van Loochristi,
die kocht een peerdjen bruin,
hij meendige dat 't een merrieken was
en 't was ton nog ne ruin.
Mardycke. Hij is te Mardycke (= in dommeringe van slaap). Mechelen: zie Brugge. Nukerke: zie Zulzeke. | |
[pagina 252]
| |
Ooigem. Slapen in Oyghem boven Coyghem
(= op den hooidilte boven de koeien).
Ootegem: zie Tiegem. Ronse: zie Brugge en Rozenaken. Rozenaken (Russeignies). Rosenaken en Amengys
acht men van kleinen pays;
Berchem blinkt, hoe schoone,
maar Ronse spant de kroone.
Vgl. NV, II, blz. 50. Tiegem. Tiegem, berg en dal,
Ingooigem, lang en smal,
Ootegem, de fleure van al,
Ansegem, het ergste van al.
Variante nevens NV. II, bl. 242. Uit L. Slosse. Rond Kortrijk, Bd. I, blz. 9. Vgl. Biekorf XL, blz. 143. Vinkt. Vynckt stinkt,
Aerseele blinkt,
en Denterghem draagt den gouden ring. Vgl. NV. II, bl. 223, onder Aerseele. Wakken. Wie gaat er meê naar Wacken
kleem gaan plakken?
gij met uw tanden
en ik met myn' handen.
Vgl. NV. II, bl. 50, onder Appelterre. Zevekote. Zevecote,
zeven gaaien,
die meest kan tooveren
zal boven kraaien.
Zulzeke. Heel Sulseke is een aksternest, de die van Nukerke weten 't best. Vgl. NV. II, bh 91 en 62. |
|