Waarom 'n liet ze keerzelare, lijster, meerlare, musschen, blutsepoepen en gheel den boel in den brand niet? 't En was er niet menschelijk, niet houdelijk, niet herdelijk! Ze klopten in heur hoofd met hamers, het bloed spande rond heur hersens, heure ooren ruischten, de luiken van heure oogen sloegen open en toe, 't danste, 't schijverde al rond om heur, heur herte joeg om dood, het klamme zweet brak heur uit... heel gelaten, heel verduldig las ze het Serafijnsch Officie: ‘Heere Jezus, die in uwen doodstrijd bloedige zweetdruppels hebt vergoten, ontfermt U onzer’... nog fluisterde ze entwat van:
- Veugeltjes, hier niet te kadijzen... zijn voor... Apotheker...
Ze zwijmelde, subbelde,... de ratel viel met een smak op de steenen...
Eilaas, te vespertijde vond men het heilig Pacefiekske voorover gevallen, plat ter aarde en met een diepe gabbe in heur hoofd...
Moederziele alleene lag ze daar; alles was er bladstille, geen muizetje dat roerde, en geen vogel maar geen enkel vogel te ziene...................................
's Anderendags kwam zuster Dominiek naar de apothekerij met een doodbrief:
‘In 't jaar Onzes Heeren 1926, den 14en van Hooimaand, is, in het klooster van den Berg Sinaï der Zusters Arme Claren Colettienen te Brugge, schielijk overleden onze lieve mede2u3ter Zuster Pacifiek. Als het U belieft, wilt hare ziele in uwe vrome gebeden gedenken, opdat zij de eeuwige Godsvrede moge genieten. R.I.P.’
Benevens dien brief gaf zuster Dominiek, met een hemelsche vriendelijkheid, nog een paanderken af... met de schoonste, de wonderbaarste keerzen die men droomen kan... ‘uit dankbaarheid en genegenheid’...
K. De Wolf.