Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Vinkkoorden.IN vorigen Biekorf bl. 87 is er sprake van feestslingers, fr. guirlandes, die in Fransch-Vlaanderen vinkekporden genoemd worden, en in de 16e eeuw aldaar ook onder den naam vynken voorkomen. De Bo in zijn Wvl. Idiot. geeft het w. vink(k)oorde ‘vinkhout, maagdepalm, Fr. pervenche’; vgl. Verdam: Mndl. vincoorde ‘maagdenpalm’. Doch er zijn, volgens Paque,Ga naar voetnoot(1) twee soorten van planten die in 't Vl. ‘Maagde(kens)palm’ genoemd worden: 1. Maagde(n)palm, ligustrum vulgare, Fr. troëne commun, Vl. gewoon mondhout, ook wel vinkelhout en vinkdoorn genoemd. ‘De bladeren van den ligustrum hebben omtrent denzelfden vorm als die van de andere Maagdenpalm = Fr. pervenche en zijn ook immergroen; zoodat het volk er soms geen verschil in ziet’ (Paque). 2. Maagde(kens)palm, vinca pervinca, Fr. pervenche (eigenlijk de vinca minor, pervenche à petites fleurs, met kleine blauwe bloemkes), Eng. periwinkle, Hd. kleines Sinngrün, ImmergrünGa naar voetnoot(2). Beide Maagdepalmen heeten ook Madepalm en Mede(kens)palm (Paque): gewis bij made, mede ‘weide’ (hierboven bl. 21: Les Mayens) door volkverklaring tot ‘maagde-’ geworden. Vergelijkt Maagdeliefje, Vl. en Mndl. ook made- en matelieve, made- en medesoete, de gekweekte of dubbele ‘meerschblomme’ lijk ze te Gent heet, elders | |
[pagina 106]
| |
in Vl. nog ‘drieschbloem’ geheeten; Paque voegt erbij: ‘op drieschen of grazige weiden groeit deze plant gewoonlijk in groote menigte’; dit is dus ook oorspronkelijk een made- of weide-bloem. (In Medesuete dacht men later wellicht op mede = honing?). Hetzelfde geldt voor de Maagdepalm of pervinca; zie Larousse o. 't w. pervenche: ‘on la trouve surtout dans les haies, fossés et endroits humides et boisés’: in de maden of wakke weiden. Doch welke der twee maagdepalmen is de echte ‘vink(k)oorde’? Immers beide worden ze gebruikt als sierplanten: 1. Volgens Prof. Vits (door Paque aangehaald): ‘De medekens(?) of maagdekens strooien te Perck de bloemen en takken van den ligustrum vulgare in de processie vóór het H. Sacrament, gelijk weleer de Joden palmtakken strooiden bij Jezus' intrede te Jeruzalem.’ Het is inderdaad wel om dgl. gebruik dat 't volk, het w. ‘made’ niet meer verstaande, er een ‘maagde(kens)palm’ van gemaakt heeft. 2. Prof. Vits over de pervinca: ‘oudtijds plaatste men eenen krans van medekenspalme op het hoofd der bruid. De Duitschers noemen de plant nu nog soms Jungfernkrone = maagdenkroon’. Dit ook is o.i. een latere volksetymologie (met vertaling), uit 't oudere mademede- ‘weide’. Alhoewel beide planten, wegens hun ‘senegroen’ dienen om te sieren (en dan ook voor maagden of ‘madekens’ dienstig zijn), is er van die twee ‘sierpalmen’ slechts ééne als ‘bindpalm’ of ‘sierkoorde’ gebruikelijk, en 't is de (per)vinca, Fr. pervenche, de vinkkoorde, lijk de Lat. naam zelf het uitwijst. Het Lat. woord waaruit. 't Fr. pervenche, komt reeds voor bij Plinius den natuurkundige (1o5o) als ‘vinca pervinca’ en bij Apuleius kruidkundige (5o2o) als eenvoudig ‘vinca’: het hoort gewis, met de grondbeteekenis, ‘ineenwikkelend, bindend gewas’ bij Lat. vincire ‘binden’, met of zonder (versterkend) voorvoegsel per- ‘door, (doorheen)’. In 't Engelsch (periwinkle) heeft | |
[pagina 107]
| |
men er een Germ. ‘winkelen’ = ‘wikkelen, wenden, draaien’ in gevoeld, doch het Ags. peruince gaat ook op 't Lat. woord terug. Vl. vinke, vink-koorde, is dus ook hetzelfde uitheemsch woord van ouds en buiten 't Fr. om, uit 't Lat. vinca overgenomen. J.D.W. |
|