Biekorf. Jaargang 41
(1935)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Op Oudenburg markt.Der Boomen ClagheGa naar voetnoot(1). Och arme, gij die daar zoo rap
voorbij wilt in die koude dagen
en loopt schier, om met snellen stap
den winter af te jagen.
Och! staat een stonde, en ziet ons hier,
wij dutsen, rond de markt, drie reken,
nu stakestijf w'en kun' geen zier
verroeren zonder breken.
Het bloed dat vroeger heel ons lijf
vervroomde, is in ons teen gekropen
en 't duikt hem om, niet al te stijf,
nog eens te kunnen loopen.
We weerdden ons hier jaar op jaar
en kletsten met ons gildige armen:
zoo kosten we nog daar of daar
ons stramme leên verwarmen.
Maar nu, wel Heere, schuwe Pier,
ne Samson, sloeg ons, zonder herte,
ons arrems af, en dierf nog schier
al greiten, ons beterden.
Een schande is 't! Ziet ons hier nu staan
beschaamd lijk Adam na de zonde,
met hier en daar 'nen knuist nog aan.
Waar met ons end' belonden?
| |
[pagina 30]
| |
Tot jongens toe die heel het jaar
ons schauwte toch zoo geren zochten,
ze schelden nu: Gij kletskop, daar!
O! dat we maar en mochten.
We steken wel bedreigend uit
ons houten vuisten, boksenveerdig,
maar niets en baat: de minste guit
hij spot nog met ons knuisten.
- Geduld, mijn goede vrienden, ah!
'k versta ten beste uw droevig klagen.
Ge zijt nu schamel dutsen, ja
maar 't komen beter' dagen!
Lijk Samson eens zijn haren weer
op zijn kalen kop zag groeien
zoo zult ge uw bloote knuisten, eer
acht maanden, weer zien bloeien.
F.D. |
|