Biekorf. Jaargang 40
(1934)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
De aandekooi te Meetkerke.IN het meest zuidelijke hoekje van Meetkerke, aan de grenzen van Varsenare en Sint-Andries, ligt de ‘Aandekooi’, die heel de streek door bekend is. Deze aandekooi was eerst een ‘Zwanerie’ d.i. een plaats waar zwanen gekweekt werden. Misschien zijn de zwanen van Brugge van daar afkomstig? In 1525 vinden we de ‘Zwanerie du mour de Meetkercke’; in latere teksten: ‘een leengoet wesende de swanerije en de voghelrije van de Moere bij Brugge in Straeten-ambacht, ende bestreckende tusschen Hautave, Meetkercke, Varssenare ende Sinte Andries’. De landen medegaande met de aandekooi liggen op voornoemde gemeenten, maar de aandekooi zelf ligt op Meetkerke. Kanunnik Tanghe wijdde haar de volgende beschrijving. ‘In het midden, der Moer ligt er eene plaats genoemd de Eendenkooi, omdat men aldaar veel wilde eenden vangt. Deze vangst geschiedt met een bijzondere behendigheid. Om ze te verstaan, moet men zich vooraf een denkbeeld van de eendenkooi maken. Deze listige plaats bestaat uit eenen vijver, groot een gemet en eene line, en uit vier lange en tamelijk wijde grachten, die men aen iederen hoek van den vijver gedolven heeft: de oevers zoo van den vijver als van de grachten zijn met hout beplant; op zijden van iedere gracht staan rietvlaken, waarachter de eendenvanger zich verbergt; de grachten zijn met een net overspannen. In den vijver verblijven altijd eenige tamme eenden, die op teekens geleerd zijn en de wilde eendvogels in hun wintersche luchtreizen aanlokken. Als die vreemdelingen de aangeboden plaats aanvaarden en zich bij de tamme eenden in den vijver neerzetten, begint er een nieuw spel. De kooier werpt in de grachten kempzaad, hetwelk de eenden geern eten. Hierop zwemmen de tamme eenden naar de grachten om het zaad op te eten; de wilde | |
[pagina 260]
| |
eenden volgen ze: aldus geraken de eene en de andere onder de netten. Als zij nu allen onder het garen zijn, drijft de kooier dezelve, bij middel van een daartoe geleerden hond, verder en verder, tot dat zij op het einde van de gracht de keel van het net binnen zwemmen, alwaar hij ze vangt en de vreemde reizers ter dood brengt’Ga naar voetnoot(1). De Aandekooi is omringd door een boschje, doch vroeger was het bosch veel grooter, immers op sommige plaatsen in de Moere vindt men nu nog, op 40 c.m. diepte, groote eikenboomen, die daar op hun geheel liggenGa naar voetnoot(2). In 1525 werd de Zwanerie van de M oere van Meetkerke ingericht tot een leen afhangende van den Burg van Brugge. Martin Lem die bij de Zwanerie een ‘manoir’ van 200 gemete bezat, verkreeg dit leen in 1525; het volgende jaar ging het over aan Pierre de MouscronGa naar voetnoot(3). Tot hiertoe is er geen vermelding te vinden van het leengoed Rietschilde (anders nog: Rijsseele, ter Ryssele) gelegen op Varsenare en Sint-AndriesGa naar voetnoot(4). Dit leen was 113 gemete foncier groot ‘waervan jeghenwoordich [omstreeks 1613] ghedolfen syn 6 gem. 74 roeden int | |
[pagina 261]
| |
maken vande nieuwe riviere [de Oostendsche vaart] met haer dycken streckende van Brugge naer Plasschendaele’Ga naar voetnoot(1); het leengoed Rietschilde ging samen met onze ZwanerieGa naar voetnoot(2). Omstreeks 1550 was Rietschilde in leen gehouden door de familie DelméeGa naar voetnoot(3); in 1620 is het goed met de Zwanerie beleend aan de familie BertholfGa naar voetnoot(4). Een vijftigtal jaren later moest Jonkheer Balthasar Thomas Bertholf het leen met de Zwanerie verkoopen om de schulden te dekken van zijn broeder Remacle, een kapitein bij de kurassiers die, ten koste van het erfgoed der familie, een lustig leventje leiddeGa naar voetnoot(5) . Het goed Rietschilde werd gekocht door François van der Houve, procureur der schepenen van gedeele te GentGa naar voetnoot(6). De Zwanerie van Meetkerke wordt den 3 November 1673 verkocht aan Heer ende Meester Alexander Taelboom, pastor te Dudzele, ten profijte der kerkfabriek die haar weldra verder verkoopt aan den heer Philips Emmanuel Dubus, baljuw van CondéGa naar voetnoot(7). In de volgende eeuw gaat het leen over naar ‘Mher Baltazar Joseph Martin marquis Dubuz, lieutenant-generael in de Waelsche guardes, inspecteur van de infanterie, gouverneur van Lerida’. Zijn zoon Joseph Philippe verkocht het in 1751 aan Jonkheer Andries | |
[pagina 262]
| |
Dubois, heer van Leyseele, wonende in de Sint-Janstraat te BruggeGa naar voetnoot(1). Eindelijk werd het leen op 16 October 1770 aangekocht door den heer Joannes Georgius van Outryve, priester en licentiaat in de beide rechten. Sedertdien is de ‘Aandekooie’ van Meetkerke in dezelfde familie gebleven en behoort thans aan den weledelen Ridder André van Outryve d'Ydewalle. burgemeester van Beernem. J. Pollet. |
|