Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAkkeren en Eegden.- Ja, ja, zei een oud vrouwtje tegen jonge kadetten die een beetje veel op hun hoofd zetten, tegen da' ge gijlder geëegd hêt (hebt) da'k ik g'akkerd heê, 't gaat al wel zijn. Roeselare. Vgl. Loquela s.v. akkeren: - He 'k niet vele g'akkerd,
'k hê toch vele g'eegd.
- Gij en zult gij nooit zoo vele slepen als dat ik g'akkerd he'. d.i.: nooit zooveel lichten arbeid doen als dat ik zwaren gedaan heb. D.B. | |
't Haar afrijen.- 'k Heb hem zijn haar afgereên (van afrijden), zoo hoorde ik bij een barbier, die vertelde dat hij bij een zieke | |
[pagina 319]
| |
op heel 't hoofd - hij heeft al dat haar niet noodig in zijn bed - 't haar kort afgesneden had met de ‘machiene’ (tondeuse). Passchendale. | |
Doodigen.- Achter den oorlog zijn er veel wegels gedoodigd geweest, d.i. onttrokken aan het verkeer voor voetgangers en verdolven in bouwland. Passchendale. | |
Varke zijn.- Ik ben varke geweest, d.i. getuige bij een huwelijk. Varke, uitgesproken met korte a, gekrompen uit vaderke. Vgl. Loquela. Passchendale | |
Vestekaarterd.i. een zeuraar bij 't kaarten te Kortrijk. Toen Kortrijk nog zijn vestingen (stadsgrachten) had, waren zijn leuren (gemeen goedje) bekend om hun zeuren als ze samen kaartten op de vesten. Vgl. Biekorf, 1931, bl 326. W.J.D. | |
Maria langwerk.Van iemand die traag is en veel tijd besteedt aan een klein werk, zegt men; 't Is Maria Langwerk. Deerlijk. L.D. | |
Sint Anna ter Vrijen.Heer Jos. De Smet schrijft hierboven, bl. 255: ‘Sint Anna ter Vrijen, deel van de oude stad St. Anna ter Muiden, dat in 1648 onder het Spaansch gezag terugkeerde en bij Westkapelle gevoegd werd.’ De inleiding van den ommelooper van 1674 (hierboven vermeld bl. 232 en 265) begint als volgt: ‘Dit naervolghende es den nieuwen ommeloopere van alle de landen gelegen in de proebie van West-cappelle mettegenen (= met degenen) die geannexeert syn ten jaere 1652 wylen deel van Sint Anne ter Muyden ..... -’ Hoe zijn deze twee datums 1648 en 1652 met elkaar overeen te brengen? De huidige kadastrale sectie van de gemeente Westkapelle (uitgenomen de nummers van 1 tot 8 die jongst op het Zwijn werden ingepolderd) wordt Sint Annahoek genoemd. De parochierekening van 1756 geeft: Ste Annekerckhoeck. Deze sectie wordt westwaarts begrensd door de lijn van Cantelmo (op den volksmond: de linië), Noordwaarts door de Geule (oude monding van de verschillende kanalen der streek in 't Zwijn), Westwaarts | |
[pagina 320]
| |
door de staatsgrens en zuidwaarts door de grens Westkapelle-Lapscheure (Hoeksche vaart en Sint Donaas gat). Jozef De Langhe. - In 1648 werd de vrede gesloten tusschen Spanje en de Noordelijke Nederlanden. Art. 3 van het vredesverdrag bepaalde dat iedereen het grondgebied zou behouden dat hij toen bezat, en art. 67 vermeldde dat men van beide zijden de noodige inlichtingen zou bijeenbrengen om de grens voorgoed vast te stellen. Misschien werd St Anna ter Vrijen, dat in 1648 onder Spanje gebleven was, eerst in 1652 bij Westkapelle gevoegd omdat het te onbeduidend was om een eigen bestuurlijk gebied te vormen. De definitieve grensregeling gebeurde eerst veel later, in 1664, en werd alhier bekend gemaakt op 4 Juni 1668. - Vgl. Tweede deel vanden Derden Placcaet-boeck van Vlaenderen. Gent, 1685, bl. 1322-1327, zie vooral art I. J.D.S. | |
Zei-Spreuken. Vgl. hierboven bl. 287 en de vorigen.- Zachtjes is best, zei Koben, en hij tuimelde onderste boven van den zolder. - 'k Ga gaan jagen, zei de schooier, en hij ving zijn vlooien. - Da'k goeste hadde, 'k zou eten, zei de steêman, en de(n) honger schong deur zijn kaken. - Als g'er aan zijt, ge moet voortwerken, zei de pikker, en hij lei hem te slapen. - Beter late of (dan) nooit, zei de boer, en hij begost op Sint-Maarten zijn eerappels te planten. (Hier is bedoeld: Sint Maarten-in-den-Zomer of de Warme Maarten, ook nog Schuddekorf, 4 Juli). - Mijn zaken gaan goed vooruit, zei de koopman, en hij kreeg de wetteboôn (garnisaires). - 'k Ga zwijgen, zei de dronkaard, en hij begost te zingen. - Ik blijve rechte, zei de Schavedijnder, en hij viel een sterre in 't ijs. |
|