Gheluwe.
De gheluwen waarvan hierboven bl. 128 sprake is, zijn m.i. niets anders dan schoven lang stroo (dak- of bindstroo), in 't Wvl. galei, gelei, gluw, ook in de samenst. gleiboot, gluwboot (De Bo). De meer gewone vorm in het Mnl. is gloy, gley, gluy waarnevens ook de schrijfwijze gheluwe voorkomt o.a. te Meenen in 1551 (Rembry, Hist. de Menin II, 125). Kiliaan geeft de vormen gluye, gheluye. Vgl. Mnl. Wdb. s.v. gloy.