Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 4] | |
Storm in eene spellewerkschool te Poperinge. - 1726.IN 't jaar 1726 hielden vier eerzame dochters van ‘wijlen Sieur Andreas Vanden Berghe’ met name: Marie-Françoise, Jacoba, Marianne en Brigitta, een spellewerkschool te Poperinge. Onder hunne leerlingen telden ze het dochterke van Andries Bollengier, echtgenoot van Helena Sansen. Het meisje was een ‘speelveugelke’ en zoo gebeurde dat het ‘in schole ghecommen sijnde, wederom begonde sigh te amuseren met boetgiens, haer schoolvrauwe toebehoorende, af te trekken om sich danof te ontmaecken, en daer en tusschen niet en was werckende.’ Het kind wordt door zijn schoolvrouwe berispt maar blijft koppig en ‘heeft begonnen de selve [zijn meesteresse] te brutaliseren’: daarop wil het uit de school wegloopen. Maar eene der gezusters loopt er achter tot bij de deur, stekt het vast en geeft het ‘twee ofte misschien drie slaeghen met haere handt, noch ten deele op sijne rockx, sonder meer.’ | |
[pagina 98]
| |
Moeder Bollengier-Sansen was zeer verstoord toen ze van het schreemend kind hoorde hoe het uit de schole buitenvlogen was. - Watte slaan! 'k Zal ik de meesteresse een keer slagen geven! zei ze, dat de geburen het hoorden. En die propere Jacoba en moet ‘geen schoone tuyte [tuite, muts] aendoen, of 'k zal haer tuyte in stukken scheuren!’ En waarlijk: vrouw Bollengier trok naar de school, treffelijk met ‘cornette ende faillie’ aangedaan, maar ‘in een sotte ende uytsinnighe colere, met de handen op de heupen, ende twee oogen als brandende fakkels, sprekende in die termen: ‘ghy canuculien’ ende dieghelijcke injurien, ‘sout ghy noch eens myn kinderen soo trackteeren?’ - Jaa-w', zei Marianne daarop, als wannneer sy het nog andermael soo wel soude verdienen! En de schoolvrouw voegde er dan bedarend bij: - ‘Helena, gaet binnen, ghij sult de vrouwen hooren spreken hoe dat het ghebeurt is.’ - Ick en wil, by Godt, niet binnen gaen! schreeuwde de moeder en ze greep Marianne ‘naer het hooft’. De schoolvrouw kon ontvluchten. Dan sprong de woedende vrouw naar meesteresse Jacoba die ook kon ontkomen. Ten slotte kreeg zij Brigitta bij 't haar ‘met d'eene hant van vooren en d'ander hant van achter, de selve stootende menich werf, met force ende gewelt, jegens den meur, als ofte sy haer hadde willen vernielen ende het leven nemen.’ Vrouw Bollengier hield heur woord: zij trok waarlijk de ‘tuyte’ van Brigitta's hoofd en scheurde ze zegevierend in stukken. De andere zusters sprongen ondertusschen weer bij om hunne zuster ‘uyt d'handen te trecken’ en ‘t'saemen devoir doende’ konden zij eindelijk de indringster ‘uyt den huise steecken’ haar daarbij gevende ‘eenighe welgemeende ende gemeriteerde slaeghen.’ Als zoete weerwraak hebben de verbonden schoolvrouwen moeder Bollengiers ‘cornette ofte tuytte afghetrocken ende ghescheurt.’ | |
[pagina 99]
| |
Vandaar... proces en advocaten. Andries Bollengier, namens zijn echtgenoote, betrekt de vier schoolvrouwen ‘voor Mijneheeren Burghemeesters ende Schepenen der stede ende jurisdictie van Poperynghe.’ Hij beschuldigt de meesteressen dat zij zijn dochterke, en ook andere kinderen, ‘buyten maeten ende redelyckheyt... ghegheesselt ende ghesleghen’ hebben. Hij vraagt schadevergoeding voor de ‘cornette’ en de ‘faillie’ van zijn huisvrouw die door de gezusters gescheurd geweest zijn. Hij eischt daarenboven ‘het herroupen van eenighe vermeten aengheseyde injurien aen sijne huisvrauwe ende te moeten hersteld worden in hunne voorighe eere ende reputatie.’ Ten slotte eischt hij nog dat de schoolvrouwen de ‘spellewerckcussens ende ander schooldinghen’ van zijn dochterke zouden teruggeven. De vier zusters ‘verweerdereghen’ gaan ook naar den advocaat, te weten bij J.P.B. Petyt. In hun verweerschrift loochenen zij eensgezind het scheuren van de falie en het uitspreken van ‘groote ende infaeme injurien’. Zij eischen van hun kant - daar zij in hun eigen huis aangevallen werden - schadevergoeding voor de gescheurde tuite van Brigitta en herstel van de ‘quaede reputatie die sij [de eischers] door de gheheele stadt commen uyt te strooien, dat sij [de meesteressen] de kynders van hemlieden schoole quaelick ende onmenschelick handelen... waer door d'eere van hemlieden schoole benomen synde, ander kynderen achter blijven ende geen nieuwe en souden ter schoole commen.’ Ten slotte eischen de schoolvrouwen ‘schaeden ende interesten ter cause den heeschere ende sijne huisvrauwe niet en volcommen aen het drie jaerigh accoort door hen met de verweerdereghen gecontracteert over hemlieden kynderen naer schoole te gaen ende tot 's verweerdereghens proffyte te wercken, daertoe sij tot nu toe veele ruyse ende moeyte hebben moeten gebruycken ende veele gaeren geemployeert hebben t'hunnen nadeele ende prejuditie, ten opsichte van | |
[pagina 100]
| |
welcke sij niet en connen buyten intereste ghestelt worden, ten sij door het volbrengen van het accoort...’ Wordt dit accoord verbroken, dan achten de schoolvrouwen dat zij niet gehouden zijn de betwiste ‘spellewerckcussens ende andere schooldinghen te moeten restitueren’Ga naar voetnoot(1). Welk oordeel onze vroede vaderen in dit proces hebben geveld, weten we niet. Osc. F. |
|