worden; of dit werkelijk gebeurd is, weet ik niet; maar wellicht is een of ander lezer daarover ingelicht. We leeren nog dat het kruisbeeld oorspronkelijk een gewoon kerkhofkruis was, waarvoor bij de bevolking een ware devotie was ontstaan.
***
Sprekend over den Gekruisten God te Blankenberge mogen we wel aanstippen dat in onze gewesten de vereering van het kruisbeeld bizonder bloeiend schijnt in de visschersmiddens. Ik heb het over kruisbeelden, niet over kruisrelieken. Te Blankenberge is het kerkhofkruis het voorwerp van een bizondere devotie; evenzoo te Oostende de schilderachtige Kalvarieberg, die op den zuidkant van den ouden Sint-Pieterstoren staat. Meer bekende devoties, echte beevaarten tot het H. Kruis, vinden we te Damme, Wenduine en Middelkerke. Deze laatste beevaart had zijn traditioneel vaantje, waarvan de koperplaat, een dertig jaar geleden, in de pastorie bewaard was, maar thans onvindbaar is. Van Heurck in zijn standaardwerk Les drapelets de pèlerinage (Antwerpen. 1922) kent het Middelkerksch vaantje niet, en afdrukken ervan heb ik nog nooit gezien. Nu de kerk te Middelkerke herbouwd wordt en vergroot, zal de beevaart ook hernemen, en ik zou den goedwilligen lezer die mij een exemplaar van 't oud beevaartvaantje wilde aanwijzen, zeer dankbaar zijn.
***
Boven den ingang van het kruiskapelletje te Blankenberge stond, in eene nis, een beeld van Sint Queldrijk of Servulus. Over Sint Queldrijk en zijne vereering te Brugge, ten Wijngaarde en te Wervik, leze men Rond den Heerd III, 26, 27, IV, 26; met het voorbeeld van Blankenberge wordt de lijst weerom vollediger. Het beeld lag in vele stukken gebroken op het kerkhof, wanneer E.H. Speybrouck, destijds leeraar aan Sint-Pietersgesticht te Blankenberge, thans onderpastoor te Kortrijk, de stukken meenam als gedachtenis. Hoofd en handen ontbreken, de rest is slechts wat vormlooze