Biekorf. Jaargang 39
(1933)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 1] | |
Het natiehuis van Biscaaie te Brugge.REEDS in het begin der 12e eeuw bestonden er handelsbetrekkingen tusschen Vlaanderen en Spanje, zoowel te lande als te zee. Hunnen reisweg naar Compostella wisten de Vlaamsche bedevaarders winstgevend te maken; Spaansche handelaars kwamen regelmatig naar de toenmaals bloeiende jaarmarkt van Rijsel. Te lande volgden de kooplieden uit beider richting den ‘grooten heirwegh van Spaignen’; weldra nam het verkeer op zee eene grootere uitbreiding: de havens op het Zwin, Brugge vooral, waren druk bezocht door Spaansche koopliedenGa naar voetnoot(1). De naam Spanje was toenmaals nog een aardrijkskundige benaming die geen staatkundige eenheid | |
[pagina 2]
| |
dekte. Een ‘Consulaat van Spanje’ bestond in de volle middeleeuwen niet, maar wel consulaten van de verschillende Spaansche vorstendommen: Catalonië, Valencia, Navarra, Galicië, Aragon, Castillië en Leon, Biscaaie, PortugaalGa naar voetnoot(1). De Biscaaiers schijnen wel de eerste kooplieden uit Iberië te zijn geweest die te Brugge vaste stapelplaatsen en een bestendige natie of consulaat inrichtten. Zij zelf hielden dit onbetwist staande tegenover de andere natiesGa naar voetnoot(2) en het blijkt zooveel te beter aanneembaar, aangezien Biscaaie, wegens zijne ligging zelf, voor den zeehandel op het Noorden aangewezen was. In de oude oorkonden heeten de Biscaaiers: mercatores coste Ispanie, marchans de la coste d'Espaigne ou coste marine. Men noemde ze gaandeweg: de Spanjaards, waaruit de Biscaaiers nog een bewijs haalden dat zij wel de eerste in Brugge zijn komen wonenGa naar voetnoot(3). Alleszins hebben de Biscaaiers, hetzij uit Baskische stamfierheid, hetzij uit eigen handelsbelang, zich te Brugge nooit laten opslorpen door het latere algemeen Spaansch Consulaat. Zij bleven zelfstandig, zelfs na het oprichten van het Consulado de Burgos, en alzoo bezat Brugge naast het ‘Hof van de natie van Spaengnen’ | |
[pagina 3]
| |
in de Spanjaardstraat, een Natiehuis van Biscaaie wiens naam in de huidige Biscaaiersplaats is blijven voortleven. Hadden de consuls van Biscaaie vóór het einde der 15e eeuw een bestendig Natiehuis te Brugge? Zij bezaten alleszins eene eigene natie-kapel bij de Grauwbroeders (Freremineuren), waarover reeds in 1452 een geschil ontstond met de natie van Burgos of CastilliëGa naar voetnoot(1). Hoys meldt dat de Biscaaiers in 1348 van het Brugsche gemeentebestuur een woonhuis kregen, de Mareminne (la Sirène) geheeten: het gebouw moest dienen als woning voor de consuls en zetel der vergaderingen van de NatieGa naar voetnoot(2). De uitgegeven bronnen van het Brugsche archief zwijgen daarover. Steunt de bevestiging van Hoys op bescheiden uit het archief van het Consulado de Mar van Bilbao, waaruit de schrijver de gegevens van zijn opstel putte? Op het einde van de 15e eeuw begonnen de vreemde kooplieden naar Antwerpen te trekken. De Natie van Aragon en Catalonië was reeds verhuisd en de andere dreigden eveneensGa naar voetnoot(3). De Brugsche wetheeren, om de kooplieden in de stad te houden of ze weer aan te trekken, boden hun in 1493-94 al de gewenschte voordeelen en voorrechten aan. Voor de Natie van Spanje en Natie van Biscaaie koopt de stad huizen aan, waar een bestendig consulaat zal worden heringerichtGa naar voetnoot(4). De geheele wijk langs de Reie tusschen Sint Jansbrug en de ‘Cranebrugghe’ werd aan de Biscaaiers | |
[pagina 4]
| |
voorbehouden. De stad beloofde hun daarenboven het huis de Mareminne, staande bij de Sint Jansbrug, of een ander huis in die wijk gelegen, naar hun beliefte aan te koopen om hun consulaat aldaar te vestigenGa naar voetnoot(1). De stad kon de Mareminne zelf niet aankoopen, doch verwierf ‘ten behouve van der nacie vande Bisquayeiren’ twee huizen die er aan paalden: De Gapaerd en Doornike. Zij stonden ‘ten voorhoofde op de Reye, jeghens over der Poorters looge’. De acte van overdracht werd in Juni 1494 door de consuls Pedro de Samodys (Samodoyo), Diego de Victore en Juan Doryon onderteekendGa naar voetnoot(2). In de jaren 1500-1550 hebben de Biscaaiers de twee huizen afgebroken en het geheel nieuwe en kostelijke Natiehuis gebouwd, dat op het plan van Marcus Gheeraerts (1562) en in Sanderus' Flandria Illustrata afgebeeld staatGa naar voetnoot(3). Daardoor stond Brugge nogeens sterker in zijn strijd tegen Antwerpen voor het bezit van het Spaansche ConsulaatGa naar voetnoot(4). De kapiteinen en kooplieden van Bilbao stelden in 1577 Pedro de Orosco tot consul van Biscaaie aan. Het Natiehuis zat alsdan diep in schulden, want den 28 Juni 1577 verpandden de consuls geheel het roerend en onroerend bezit van hun Brugsche handelskantoor aan Louis Vaseur (alias Vasseur, Baseur, | |
[pagina 5]
| |
Baiseur), klerk en deurwaarder van het NatiehuisGa naar voetnoot(1). Deze bediende kocht naderhand nog andere hypotheken op hetzelfde huis en goed van derden af en gedroeg zich als eigenaar van het Natiehuis, dat nooit meer in het bezit van de Biscaaiers zou terugkeeren. Laurens Van den Berghe, abt der Duinenabdij, verliet in 1580 het Duinhuis in de Snaggaartstraat en ging inwonen bij zijn schoonbroeder Louis Vaseur in het Natiehuis van BiscaaieGa naar voetnoot(2). Hij verhuisde om de kosten van zijn huishouden in het Duinhof te verminderen en ‘up hope oock dat hy by dien middele zoude ontsleghen worden vanden cost ofte service van den Capiteyn [in dienst van de Staten] ten voorn, huuse vande Dunen ghefouriert wesende, hoe wel zulcx niet geschiet en es.’ Met den abt woonden in het Natiehuis zijn kapelaan, D. Augustijn Minnaert en zijn secretaris, D. Blanckaert, benevens een jonge neef, Hans Van den Berghe, als ‘paige’. Voor de tafelkosten van zijn ‘mesnaige’ - begrijpende ook de maaltijden van de dienaren en de hem bezoekende pachters en boeren - betaalde de abt 150 pond grooten 's jaars. In de ‘Biscayen’ ontving hij dikwijls gastvrij de Duinheeren die bij Brugsche burgers een onderkomen gevonden hadden. De abt woonde | |
[pagina 6]
| |
in het Natiehuis van 1 Februari tot 30 September 1580Ga naar voetnoot(1). Na de Spaansche herovering (1585) maakte de consul van Biscaaie aanspraak op het huis met de meubelen en kateilen die Vaseur onder hem had, doch de wakkere klerk bewees dat hij al het goed in pand hield voor de schulden der Natie die hij gedekt hadGa naar voetnoot(2). De consuls van Biscaaie hebben, sedert den opstand tegen Spanje, Brugge voor goed verlaten, doch zij bleven onthouden dat zij daar nog rechten haddenGa naar voetnoot(3). Een Spaansch hoog ambtenaar, Don Hurtuno de Ugarte, betaalmeester (pagador) van het Spaansche leger in de Nederlanden, nam de zaak ter harte. Den 6 September 1610 schrijft deze bezorgde Biscaaier een brief uit Brussel naar de leden van het Consulaat te Bilbao, in dezer voege: | |
[pagina 7]
| |
‘Er is, in de stad Brugge, een natiehuis van Biscaaie met het wapenschild der Natie in den voorgevel; het bezit talrijke vorstelijke voorrechten; een kapel bij de Grauwbroeders hangt er van af. Dit natiehuis is vrij van alle tolrechten, aanslagen, belastingen en inkomende rechten. Onze kooplieden kwamen gewoonlijk daar bijeen om hunne geschillen te beslechten en hunne belangen te bespreken. Het consulaat hing rechtstreeks van Ued. af: daarom werd U jaarlijks de lijst der aangestelde ambtenaren overgezonden. - Ik verneem dat een zekere Louis Vaseur, als “secrétaire et majordome” dit huis bewoond heeft vanaf 29 Juli 1577 tot aan zijn dood, einde 1609. Zijn zoon wil nu het Natiehuis ontvreemden en verkoopen, onder voorwendsel dat zijn vader 723 pond gr. voor onderhoud en herstelling van het gebouw heeft uitgegeven. Daar het huis welgelegen is, zullen er velen goesting op hebben. Toen dit nieuws mij en andere Biscaaiers ter oore kwam, heb ik mij tegen de verkooping verzet, totdat ik de zaak aan Ued. had medegedeeld. Ik smeek Ued. te overwegen hoe belangrijk het is die aloude stichting in deze verre gewesten in stand te houden, te bedenken wat we aan de stichters verschuldigd zijn en ook het nut en voordeel er van mede te rekenen, moest de handel, na deze lange onderbreking, weerom opbloeien.’ Als gevolg van dit schrijven sloeg het Consulado van Bilbao alle koopwaren uit Duitschland en Vlaanderen herkomstig, met een tolrecht van een reaal per stuk om daar mede de schulden van het Natiehuis te Brugge te dekken. De bovengenoemde Don Hurtuno de Ugarte en de rekenmeester (contador) Fr. de Villareal verkregen volmacht om in naam der Natie met Louis Vaseur (zoon) te onderhandelen. Deze leverde voor het dossier der zaak een gedeeltelijk inventaris van het archief der Natie te Brugge. De partijen geraakten tot geen overeenkomst, te meer omdat de stad Brugge er nu ook tusschen kwam. Zij beweerde dat het Natiehuis haar eigendom was, daar zij het enkel | |
[pagina 8]
| |
voorwaardelijk aan de Natie der Biscaaiers geschonken had, te weten: voor zoolang als het Consulaat te Brugge zou gevestigd blijven. 't Is misschien wel daarom dat Louis Vaseur (zoon) zijne betwiste rechten in 1634 verkocht aan Mr. Viglius Van MarckeGa naar voetnoot(1). Het proces bleef slapen en zou ook verjaard geraakt zijn, toen in 1648 een burger uit Bilbao, Don Vincente de Uribarri, in Vlaanderen kwam aangeland en, met den steun van het Spaansche hof, de zaak weerom in gang stak. Hij betrok den pensionnaris der stad Brugge, den heer Lavilette, die het Natiehuis bewoonde. Het afsterven van den ijverigen Biscaaier en de voortdurende oorlog verdaagden opnieuw de verwachte beslissing. Het Consulado van Bilbao haalde, na den vrede van Rijswijk (1697), de oude en lijvige dossiers weer boven en stelde den heer Jan Vander Meulen, een ambtenaar van de Admiraliteit te Brussel, tot zaakvoerder aan. Ook dezes bemoeiingen hebben, voor zoover we weten, in het versleten geding geen oplossing gebracht. Het Natiehuis was in het midden der 18e eeuw bewoond door een heer Legillon, griffier van de vierschare. Het werd van Legillon's erfgenamen in den loop der verleden eeuw afgekocht door een eigenaar die de gebouwen liet afbreken en op de oude grondvesten het nieuwe hoekhuis op de Biscaaiersplaats liet oprichten. A. Viaene. Den 20n, s. Sebastiaan, Schotters-mesdag.
|
|