Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
Gierig volk.(Vervolg van bl. 250) ALGELIJK g'heel die ‘tramulte’, en àl dat verloren geld bijzonderlijk, heeft lange op hunne mage gelegen. Dat was nu toch een onkost geweest waarvan, buiten den snijmanGa naar voetnoot(1), niemand geen profijt van 'n heeft. Waarom moet dat ook bestaan: een ‘appoindecite’, gadorie!? En vroeger 'n hoorde men daar niet van!... Hebben ze dat nu uitgevonden misschien om menschen te kullen en 't schoon geld uit j'n zak te jagen?... ze zouden wel durven, die geldzuigers!... - Dat 't nog te herdoene ware! bulderde Seppen en met den vuist in de lucht... - Al-ha toe-toe! zwijg' zeere, suste Sophie, prullebaas, ge zijt van suiker en zeem gemaakt! Al dat beslag, zou' men niet zeggen, voor 'en beetje ‘verborgen mes'’!Ga naar voetnoot(2) 't Is goed te ziene dat O.L. Heere 'en man was, hij heeft al de malanjen aan ‘'t vróvolk’ gegeven, en de mans!... je zou' ze wel mogen met lakens keeren, van als ze wat hebben. - Is dat de H. Paulus die dat zegt, vroeg Seivus. Met wat spotternij wou hij z'n zelven klaar wasschen, maar Phiitte liet dat vallen en: Weet je 't nog?... vroeg ze, je verweet me toen voor: steenduivel!... Dat was toch niet schoone, Sessèf, van je' partt, 'k heb daar zulk een verdriet in gehad!... Zijn we toch op de wereld niet om den hemel te verdienen? en moeten we toen niet entwat kunnen verdragen? Die hier den kortewagen sleept, gaat ginder trekken,Ga naar voetnoot(3) zei vader zaliger?... En peis'-je gij dat we daar alzoo op onze pantoffels zullen naartoe gaan?... A-bah-ja-je zie! Je zijt er zoete meê! Ze zeggen te Brugge: ‘die | |
[pagina 266]
| |
te vele z'n gemak zoekt, gaot in 't vagevier branden met e' papiere schutjen aan z'n g...’ En Moeder-Overste-van-de-petatten nam heuren boek van schoone spreuken ter hand en stekte met een spelle tusschen de bladen... 't Was juiste over de gehechtheid aan 't geld: ‘Heere, vijf talenten hebt gij mij gegeven en ik heb er nog vijf andere bijgewonnen...’ Dat klonk schoone en milde!... Ze 'n hadden toch nooit met hun geld gemooscht en altijd goed de Beurze gevolgd om weerden op tijd en stond te koopen en te verkletsen.Ga naar voetnoot(1) Neen! daar 'n gingen ze geen rekenschap moeten over geven. En ze las verder: ‘Gevloekt zij degene, die het goud najoeg en zijn vertrouwen stelde op geld en schatten!’ Sophia draaide 't bladje, en Josephus snoof 'en keer en 'n gebaarde van geen eentje. - Hoe staat het met den ‘agio’, vandage? vroeg Sepef, hij had er lijk genoeg van... van ‘Het Boek der Schoone Spreuken’. Ge moet ‘parforce’ 'en keer naar Blauweblommen's, den wisselagent, en spreekt hem 'en keer van ‘Cokes’ en ‘Fontesen’ van dien artikel in den ‘Echo de la Bourse’ over de ‘Cockerulls’.Ga naar voetnoot(2) We 'n mogen het niet al in 't zelfste smijten ommers, we moeten visch hebben liggen in alle putjes! En we moeten toen nog al de coupontjes afscheuren van den ‘Telok-Dalam’ en van de ‘Katangaatjes’.. Wel! mijnder hebben toch vele werk!.. Geld hebben 'n is geen ‘kontentement’, maar 't is een schoone bezigheid, en we moeten entwàt doen óók... om den tijd dood te krijgen?... De ledigheid is het oorkussen van... - Ja... maar e..., Sessèf, (dat was toen Sophie die opging), mag ik ook 'en keer ‘e' woordeken placeeren’? - Kijk'... g' hebt daar nu geheel dien onkost gehad van die operatie... rechtuit gesproken: 'k en weet ik niet waarom dat 'k-ik daar moete tusschen komen, dat 'n was toch mijn ‘appoindicite’ niet! Vind'-je niet dat 't beter ware dat elk zijn eigen beurze bezat? Wat | |
[pagina 267]
| |
peis'-je? We weten toen van weerskanten best, hoe rijke dat we zijn en hoeveel talenten wij bijgewonnen hebben. Seppen keek met oogen lijk een stekvogel gereed om z'n zuster in 't haar te vliegen! - Is 't omdat ge drie duist frank rijker zijt misschien? Of is 't om den helft van d'operatie weder te krijgen? Zegt flakaf wat dat je meent? Waarom, lijk een ‘niipekrijt’Ga naar voetnoot(1) daar al die doekskens aan gewonden? Leelijke, gloeiende, gierige nete! - Da'-je 't zijt! baste Sophie tegen. Niettemin de scheidinge van goed ging heur gang en moeilijk 'n was het hoegenaamd-niet; ze kenden van weerskanten: geld en weerden vliemsGa naar voetnoot(2) van buiten. Van toen af had elk z'n pot, en elk z'n schare, en elk z'n hoek, en elk z'n tafel! en zaten ze, elk op z'n eigen lijk twee nijtepauws:Ga naar voetnoot(3) coupontjes te snijden... om ter langst en om ter traagst! ze moesten laten voelen d'een aan d'ander hoe schandalig, hoe schabouwelijk rijk dat ze waren, ze moesten malkaar jaloersch maken. - 'k Ben drie duist frank armer! knees Jozef en hij kreesch van spijt, maar 'k zal dat inwinnen al moest ik er mijn nekke bij kraken. Ze moet onder, die sakkertriesche gierige klinke! Elk ging op z'n eigen naar 't wisselkantoor, elk met z'n eigen ‘valsche’ name. Moest het ooit van z'n leven gebeuren, dat de mannen van de belastinge daar in de boeken kwamen snuffelen, dan 'n zouden ze toch niet weten of nooit zoo verre peizen dat Mijnheer Leere van Vlamertinghe: Seppen Steckers was, en nog veel min dat Mijnheer Verhulst van Oostende: Sophie kon zijn!.. Een mensch moet tegenwoordig slim zijn in de wereld. Maar de Beurze ging slecht... wroed slecht! 't ging al om zeepe, 't was al naar de knoppen! | |
[pagina 268]
| |
- Wat hebben ze toch uitgestoken met de Confinas! zuchtte Sophie van den uchtend tot den avond, tien frank óp... tien frank néder... 't is krijschen... De koloniale weerden vielen in den zak tot over hunder oksels!... de Kasaïs, de Katanga, de Lowa en Romanni-Lualaba! Wel! wel! wel! En de kajoetsoes, dè! Lukula, Selangor, Johore, Batangara, Federated en cetera en cetera... 't was al naar hoepsassa! De gazetten hadden lijk allemale zeer in hunderen buik, z'n wisten niet wat gezeid van ongemak. - De lasten daarbij verzwaarden van dag tot dag: taks alhier en taks aldaar! Vrij van taks 'n schooten er maar... alle slag van luizen... Wat er daar goed aan was, 't is dat de vriendschap, tusschen de gekinders Steckers, groeide in 't ongeluk... Ze zaten te gare te bibberen van benauwdheid, ze waren om de dood te smachten; ze'n waren van Blauwblommen's kantoor niet wegschoppelijk. Zekeren morgend, in 't schuim en in 't zweet was Josephus opgetrokken met z'n valiezetje; maar.. hij was weg en hij blèef weg!... - Al-ha! Waar is Christus nù, zei Sophie, met z'n stok en z'n paraplu?... En ze liep wel honderd keeren weg en weder lijk een henne die heur kop verloren heeft; en ongemakkelijk dat ze was ze zat leelijk in ‘alteraties’, zie, ze was toch zoo benauwd! Hij 'n was toch niet bestolen zeker?... Maar al met een keer... God-Maria, was dat 'en snak aan de belle!!... daar stond 'en ‘toefateure’Ga naar voetnoot(1) aan de voordeure en ‘een masse volk’ derrond... Menschen! 't was Sessèf dat ze naar huis brachten!... ze drumden malkaar omverre, en met vijve-zessen te gelijk: - Iffrouw, riepen ze, Mijnheere Sessèf heeft 'en ‘attakstji g'hed’ aan de ‘Bommecemusbrugge’...Ga naar voetnoot(2) 't Eerste echter dat Iffrouw deed was schermen voor 't valiezetje... Had hij 't toch nog meê?.. Ja.. Goddank, 't zat in z'n vuist gesloten lijk in een vijlstake!... Had | |
[pagina 269]
| |
hij dàt moeten verliezen!... Wel! zwijg' toch, e' mensch 'n mag het niet ingaan! Seivus zat daar blootshoofde in dat getrek, met z'n haar rechte, 't hoofd scheef en achterover geslegen, te kijken lijk een kabeljauw... vreeselijk om zien. Maar Sòphia 'n zag dat al niet; binst dat ze den man op de beenen hielpen, was ze zij met 't geld weg, - dat was 't voorzichtigste - en stak ze het reiszaksken in 't schoêkastje opdat 't niemand 'n zou vinden en wegscheren.. ook Sessèf niet!... - Laat mij gerust! zei Seppen in een hitte en met een scheeve mond, 'k kan ik wel alleene gaan. Maar niet te doene, z' hadden hem met twee'n vast onder z'n oksels, en ze droegen hem binnen lijk een blomzak en seffens op een stoel. - 't Is wel, gaat nu maar voort, zei Sophie met een snaksken. - Jamaar, 'k moet ik acht frank hebben, sprak de koetsier. - Wat acht frank? van aan ‘Bommucemus’?.. e'.. 't is wel een boogscheute verre!... - E'... dat is een rit... dat is tarif, Madam!... - Hier zie drie frank en daarmeê, doef! en ze vlogen allen buiten al ruttelen, de eenen omdat ze zoo deerlijk afgescheept werden, en de huùrkoetsier omdat hij te letter kreeg... - Nog zoovele niet of 'en: ‘bedank-je’... pakt hem ‘pernaasten’ zelve op jen nekke, garrebak!Ga naar voetnoot(1) hoorde ze nog, maar de deure lag al toe. - God vergeve 't hun, bad Sophie, ze 'n weten tòch niet wat dat ze zeggen! En toen vloog z' in één steke naar broere Sessèf. - E' je ga' gij moeten jen testament maken, ei? - maar ze was al weg om een papier... en dan al wederkeeren -: We zijn al sterfelijk en je'n weet nooit wat dat er kan vorenvallen, en 't ware toch jammer, dood- | |
[pagina 270]
| |
jammer!... En 'k moete nog drie frank hebben voor de ‘vigilante’... kost je gij niet te voete gaan, dè? 't Is alsanGa naar voetnoot(1) al geld ‘die’ geen name 'n heeft. Maar Jozef zat daar nog altijd sterrelings te kijken met z'n puidoogen en z'n nekke scheef: - Eten, vroeg hij, eten, 't is van f(l)auwte!... Sophie ging juiste weder beginnen met 't testament, toen ze nog een keer klonken... Och ja! 't was nu doctor Verbrugghe die binnenkwam... Wat had deze hier nu verloren? En zonder te luisteren naar Sophie, die over een ‘lastigen bliksem’ aan 't rullen was, en liever z'n hielen zou gezien hebben dan z'n teen,Ga naar voetnoot(2) ging hij ongevraagd en rechte deure naar de keuken: - 'k Hoore daar dat Joseph overeinde ligt, sprak hij en tot bij den zieke gekomen zijnde: Enwel! jonkman, wat schilt er, dè? kunsten gemaakt en tuimelboomen? Toogt 'en keer... ja, ‘ZilletjeGa naar voetnoot(3) leeft nog’! Maar ge zult van nu voort juiste doen wat ik hier op dat bladje zal schrijven.. 'k Peisde in mijn eigen: een oude kennisse, lijk Seppen Steckers, 'n mag ik alzoo niet laten liggen lijk een hond. Meester Verbrugghe was weeldig en 'n snakte achter geen geld; maar hij wist wel dat Seivus nog geen van de slechtste 'n was, en peisde: 'n kan ik z'n lijf niet redden, 'k moete z'n ziele in de ooge houden. 't Beste zal nu zijn: hier van geen geld te spreken of ik ben zeker man-van-buiten! Daarom ook riep hij schier: - En 't zijn bezoeken voor nieten, hoor'-je 't... voor nieten! Al schrijvende keek hij 'en keer dievelinge hoe die bomme ging openpletsen. Seppen was te dutsachtig, | |
[pagina 271]
| |
maar Sophie zat lijk een pijl in den hoogsten hemel geschoten; zeker van heur stuk, en om ‘den grooten uit te hangen’, ging ze op: - A' neen, Mijnheere de docteur, 'k en zou u niet meer durven vragen, 'k en wil dat niet hebben... 't geld is er toch om het te gebruiken en 't en is toch aan ons lijf niet genaaid ook; hoeveel is 't? Die schurk van een doctor, om heur te plagen: - Eiwel, sprak hij, als 't alzoo is, 't is duist frank op voorhande te betalen... Sophie's bloed verkroop, Verbrugghe schreef en zweeg.. en zweeg wel een minuut lang!... Wat een schrikkelijke doodsche stilzwijgenheid was me dat! 't Woeg lijk lood. En toen eindelijk, tenden geschreven, keek hij monkelende naar Sophie, en: - Eiwel, jufvrouw, sprak hij, je 'n zegt lijk nieten!... voor één keer krijg'-je d' absolutie... en blijft in 't vervolg eenvoudig en rechtzinnig, 'ei? Daarmede was hij weg. Sophie met 't rood in heur nekke kwam weder naar de keuken en las het briefje: ‘Niet te veel eten, maar... daar 'n is geen nood van geloof ik; niet veel smooren, tabak is te kostelijk; niet veel stuipende werk verrichten, desnoods een knecht of een meid houden; niet blootshoofde in de groote zonne staan; binnen blijven als 't vriest en de stoof ontstekenGa naar voetnoot(1); soms een voetbad nemen met mostaardmeel in; goed afgaan, engelsch-zout 'n kost niet veel; niet te jachtig zijn,... kalmweg... uw geld tellen’... De vrouw keek sterrelinge, vol vertwijfeling: - Zou?... wat?... waarom? was dat een stek? was dat spotten?... Ja, ja dat docturtjen heeft schoon lachen! we gaan er maar altijd 't beste uitrapen, dacht ze. - Zeg, Sessèf, 't spijt mij jongen, 't is gedaàn met eten! Je staat te kloek,... je ziet wel, 'ei? dat is | |
[pagina 272]
| |
van te vele ‘te bàvveren’Ga naar voetnoot(1), je zijt veel te slokkig aan tafel. Seppen, och arme, zat daar in z'n onmacht, rood en opgestoken lijk een krifte! Nog nooit, sedert jufvrouw Vercruysse's boterkoekskens, 'n had hij ‘z'n maagsken een zielemesjeGa naar voetnoot(2) mogen doen’; en nu moeten hooren, en van z'n eigen volk toennog, dat hij een ‘bolgvulder’ was!!... Ja! en van iemand die zelve alles naar heuren gorrebak rafelde!Ga naar voetnoot(3) - 't Is van f(l)auwte, 't is van f(l)auwte! huilde hij; z'n tong lag stijf en de ‘l’ en de ‘r’ 'n kon hij niet uitbrengen. M'n hoof' d(r)aait lijk een ‘zi(rr)ewit’!!...Ga naar voetnoot(4) En Sóphia, die leelijke deugeniete, moest er van gebruik maken, dat hij lam zat en amachtigGa naar voetnoot(5), om hem te tergen...: gierige duivels zijn herteloos. - Enwel ja, zei ze, 'k geloof ik u, ‘zee’Ga naar voetnoot(6), maar 't is de docteur die 't zegt... Kijk', 't was juiste droogen haring met kazakkenGa naar voetnoot(7) dezen noene!... en j' eet gij dat zoo geren!... maar 't en dient u niet. En onder zijn begeerige, hankerende blikken kwam dat heksevel met smake dien haring binnen spelen! 't Was om een peerd te doen verwaaien... - Wat zijn ze goed! smekte Sophie, ze 'n hebben nog nòoit zoo vet en zoo malsch geweest! Kijk' wat een zeekaptein!Ga naar voetnoot(8) da 's keuningsvisch!!... 't is een ‘malke’Ga naar voetnoot(9) en 'k hebbe toen nog een ‘kijte’Ga naar voetnoot(10) voor t'avond. | |
[pagina 273]
| |
Twee dikke tranen van nijdigheid liepen langs Seppen's kaken, en daar grolde entwat vol razernij in 't diepste van z'n keel. - Wat gaat er om, dè? 'ei, Sèppetje, wat gaat 't zijn, dè?... ‘e' peis' pacencie’, ventje, dat is een beproevingsje, man... E' maar lacht 'en keer, weer'-je! Maar Seppen, verre van te lachen, stekte 't eerste-'t gereedste glas vast met z'n rechter hand (de linkere hong stijf), en smeet het, juiste langs heur ooren, in gruislamenten tegen de kelderdeur. Sophie bleef kalm - dat was berekend - en met een zingende venijnige stemme: - Maar, Sessèf toch! maak'-je niet dikke vent, 't is de mode van dinne! en wat dat je nu doet!... Glas daarvanaangaande is ongemakkelijk, 'ei? dat 'n maakt geen buile, 't is seffens 'en sterre... Maar, heb'-je van een aap geëten, misschien? G'heel je leven zoo hondegierig geweest; je zoudt een cens in twee'n gebeten hebben; de vuiligheid zou'-je gezift hebben om er het gruis uit te halen!... En je gooit daar nu dwaas-weg dat onnoozel glas in ‘stikken’!...Ga naar voetnoot1) ‘Men erkent eens menschen wijsheid, zegt de Heilige Paulus, aan zijn verdraagzaamheid en zijn geduld; en het strekt iemand tot eer, zich af te houden van geschillen’. Eiwel, Sessèf, dat doe ik... En lijk een ‘perfekte Maddeleene uit de percessie’, ging ze de deure uit. Seppen was benauwlijk om zien;... hoe dat hij niet stokke-doodviel!? hij beefde van kwaadheid! Zijn herte wupte op tot in z'n kele... en al met 'en keer hij rees uit z'n stoel rood ‘lijk een kokkenhane’ en, over dat 't ging, al dat hij geven kon en keeltjen-uit: - ‘(R)ibbe(r)olle’Ga naar voetnoot2) steendibbe! riep hij, (r)ibberolle steendibbe! Kannasb(r)okkeGa naar voetnoot3)! Afgod! Be(r)tùlfus! T(r)ek(r)oê!!... | |
[pagina 274]
| |
En Sophie tusschen de ‘garre’Ga naar voetnoot(1) van de deure en met een neuzestemme: - Schee'Ga naar voetnoot(2) maar uit, onbeleefde botterik, zei ze, met al j'n katteschruwels!... Norschakker!Ga naar voetnoot(3) Knopedraaiere!Ga naar voetnoot(4) Seppen kookte...; had hij maar gekunnen, hij ging ze 'en ‘vatlavei’Ga naar voetnoot(5) draaienGa naar voetnoot(6) dat ze naar geen tweeden 'n zou gevraagd hebben! Ho-hooo!!... ('t Vervolgt) K. De Wolf. |
|