Biekorf. Jaargang 38(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Donderbeestjes. De donderbeestjes zijn daar weer! Met vele duizendtallen zijn ze uit het land van 'k weet niet waar op ons gewest gevallen. We speuren in de lucht geen één; we voelen ze op de wangen, en z' hebben, dol op menschenvel, hun aanval aangevangen. Die zwarte buchtjes doen hun werk van tinzen en van plagen; ze plakken krevelend in ons zweet, ze kittelen en ze knagen. [pagina 264] [p. 264] Ik heb er reeds een twintigtal met kwaadheid doodgewreven; daar komen onversaagd weer op de kinders en de neven. Ze kwellen weer. En baten zal noch wrijven noch verwijten; ze werken ongestoord maar voort: hun wederwoord is... bijten. Ja, booze buchtjes, weert u maar: ge en zult, ge kunt dat weten, van menschenhand of aangezicht geen groote brokken vreten. Een korte stonde duurt uw rijk; uw bende zal verzwinden naar 't land van 'k weet niet waar, wijl ik geen één van u meer vinde Doch na uw boos en loos gekwel en zal 't ons niet verwonderen dat dondertorren in het zwerk ons vreezen doen voor... donderen Aug. 1932 Cl. B. Vorige Volgende